Article header background
Terug naar overzicht
Bernard De Cock
image

Tweede zondag van de Advent

Warm en koud… Keer terug!

image

© Damianosullivan, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Herinneren jullie je nog de spelletjes uit je kinderjaren? Waarschijnlijk wel. Zo was er ‘warm en koud’. Je verstopte een voorwerp terwijl je vriendje of je vriendinnetje zich omdraaide. Daarna begon de zoektocht. Jij mocht alleen 'warm' zeggen als je speelkameraadje dichter bij het voorwerp kwam en 'koud' als hij of zij er verder van weg ging. Als het voorwerp gevonden was, werd er van rol gewisseld. Dan kon jouw vriendje de rol van verstopper overnemen en jij de rol van het zoeken. De gewaarwordingen van ‘koud’ en ‘warm’ zijn zelfs voor heel jonge kinderen te begrijpen. Warmte is iets wat je fysiek voelt toenemen als je dichter bij een vuur, een kachel, een radiator of een ander persoon komt. Het staat spontaan voor dichterbij zijn, nabijheid en contact. Koude verbind je dan weer met afstand, leegte en het ontbreken van een warmtebron. Hoe verder je van de kachel af gaat staan, hoe kouder het is. Waarom vertel ik dat? Omdat het mij doet denken aan de bekering waartoe de profeten, Johannes de Doper én Jezus zelf oproepen. Zoiets als: draai je om, keer terug. Je bent te ver aan het gaan. Koud. Het contact met de warmtebron is verbroken!

Ik wil hier verder doorgaan op die bekering.

Tot drie keer toe immers vermeldt Matteüs in het evangelie van vandaag de bekeringsoproep van Johannes de Doper: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij”; “Brengt liever vruchten voort die passen bij bekering”; “Ik doop u met water, opdat ge u zoudt bekeren”. Blijkbaar was voor Johannes bekering centraal in zijn boodschap en in zijn optreden. Hij verschilde daarin niet van de profeten uit het verleden. Trouwens, dat Johannes een groot profeet was, benadrukt Matteüs door te beschrijven hoe hij gekleed was, wat hij at, waar hij preekte, wat hij verkondigde… vooral dus dat de mensen zich moesten bekeren. Maar wat betekende dat? Om op die vraag te kunnen antwoorden, kijken we best eerst eens even naar een element van onze menselijke omgang met elkaar. Als wij met elkaar praten, kijken we elkaar aan, van aangezicht tot aangezicht. Maar een gesprek kan soms hoog oplopen, ik kan kwaad worden. Dan draai ik mijn rug naar mijn gesprekspartner. Ik kan hem niet meer recht in de ogen kijken. Niet zelden is dat het nefaste begin van een breuk. Ik ga steeds verder van hem weg, met mijn rug naar hem toe.

Je kan ook de rug naar jouw levenspartner toekeren omdat je meent de liefde bij een ander te vinden. Daarbij ga je een weg die steeds verder afwijkt van de weg die je ooit samen en enthousiast en liefdevol met je partner bent begonnen. Of je durft een ander niet meer in de ogen te kijken uit schaamte, omdat je die ander iets hebt aangedaan waardoor er iets in hem of in haar én in jezelf fundamenteel gebroken is. In al deze gevallen – ik herhaal wat ik zonet zei – kan er bekering optreden: draai je om, keer terug, je bent te ver aan het gaan in de verkeerde richting. Dat is de betekenis van het Hebreeuwse werkwoord shuv: omdraaien en terugkomen. Zich bekeren. Letterlijk, je keert op je voetstappen terug. Figuurlijk, je verandert opnieuw van gedrag. In de Bijbel wordt die herkenbare ervaring van ‘het weer goed maken’ voortdurend toegepast op de verhouding van de mens tot God. De profeten, Johannes de Doper én Jezus zelf roepen voortdurend op tot die bekering en laten daarbij God aan het woord:

Keert tot mij terug in vertrouwen”, zegt God, “erken dat ge ontrouw zijt geweest, Ik ben niet kwaad meer op u”.

image

Sint Joannes de Doper, Kerk Sint-Johannes-de-Doper NYC © Lawrence Lew, OP

De bekering tot God, dat nieuwe begin, is echter niet alleen een individueel gebeuren tussen God en mij.

Het gaat op de eerste plaats om datgene waartoe Hij elk van ons – zowel vroeger als nu – voortdurend oproept. Het gaat om recht en gerechtigheid.

Of liever, om concrete daden van recht en gerechtigheid. Elke generatie van Godgelovigen zal scherp moeten toezien in haar eigen samenleving om te detecteren en aan te klagen waar Gods Wet met de voeten wordt getreden. Elke generatie zal de juiste en passionele woorden moeten zoeken om Gods richting gevende droom te verklanken – zoals de profeet Jesaja dat op een ongeëvenaarde manier heeft gedaan in zijn tijd en voor zijn samenleving.

Misschien moeten wij, christenen, nu een aantal vragen durven stellen.

Bijvoorbeeld… Is oorlog onvermijdelijk en de enige oplossing voor conflicten? Maakt een opgedreven bewapening het leven van alle ‘partijen’ veiliger? Hebben alle mensen in armoede zelf schuld aan die armoede? Kan ik persoonlijk niets doen aan de klimaatverandering? Is elk mensenleven niet evenveel waard? Misschien moeten we met elkaar in gesprek gaan over de niet meer te ontwijken vragen naar datgene waarin wij individueel en gezamenlijk zijn doorgeschoten en waar we op onze passen moeten terugkeren.

Door die vragen te stellen en naar eerlijke antwoorden te zoeken, kunnen we ons bekeren en vinden we wellicht de weg terug naar onze warmtebron, de levende God in ons midden.

Warm, warm, warm…

Amen.

image

© Lawrence Lew OP