Uit het evangelie van Lucas kennen we de barmhartige Samaritaan.
Vandaag horen we een kort verhaal over een dankbare Samaritaan.
In het gesprek dat voorafgaat vragen de apostelen aan Jezus ‘Geef ons meer geloof!’ Het antwoord op de vraag ‘wat is geloof?’ zit verborgen in het verhaal over de dankbaarheid voor een genezing.
Jezus is op weg naar Jeruzalem en vandaag is Hij in het grensgebied van Samaria en Galilea. Op de grens schommel je tussen het eigene en het vreemde. De Samaritanen leefden op gespannen voet met de Joden in Judea en Galilea. Er waren heel wat religieuze en politieke meningsverschillen en ze noemden elkaar vreemdeling. De Samaritanen aanbaden God op de berg Gerizim in Samaria en hun heilig boek beperkte zich tot de eerste vijf boeken van de Bijbel. Iets vroeger in zijn evangelie schrijft Lucas dat een Samaritaans dorp Jezus en zijn leerlingen niet wilde ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van hun reis was. Als ze het dorp in het grensgebied binnengaan komen tien mannen, die aan een huidziekte lijden, hen tegemoet. De omgang met mensen met een huidziekte is gereglementeerd in het boek Leviticus: ‘Wie lijdt aan een onreine huidziekte moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein, onrein!” roepen. Zo iemand blijft onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen.’ Wie aan zo’n aandoening leed moest zich bij de priesters aanmelden en werd dan uit de maatschappij geweerd. Na genezing en controle door de priesters werd je opnieuw opgenomen. Dit waren begrijpelijke maar erg pijnlijke maatregelen voor de betrokkenen.
De mannen spreken Jezus aan met ‘meester’ zoals de leerlingen deden tijdens de storm op het meer: ‘Meester, heb medelijden met ons’. In vergelijking met andere genezingen is de reactie van Jezus eigenaardig. Hij zendt de mannen zonder uitleg naar de priesters. In een stad in Galilea had Jezus al eens een man met een huidziekte genezen door hem aan te raken. Vervolgens stuurde Hij hem naar de priesters en droeg hem op een reinigingsoffer te brengen. Wat over deze tien verteld wordt, zou je kunnen omschrijven als het paard achter de wagen spannen; je gaat toch pas naar de priesters om een officiële vaststelling te krijgen als je werkelijk genezen bent.Waarom heeft Lucas in dit verhaal de volgorde omgekeerd?
Alle tien worden genezen, maar slechts één keert terug naar Jezus. Hij is een Samaritaan. Op de vraag waarom de anderen niet meekwamen krijgen we geen antwoord, alle aandacht gaat naar die éne Samaritaan en Jezus noemt hem een vreemdeling. In sommige Samaritaanse dorpen was Jezus niet welkom, maar hier begroet Hij de vreemdeling en spreekt hem vriendelijk toe. In een echte ontmoeting worden de verschillen niet weggemoffeld maar omarmd. Jezus en de Samaritaan kennen en erkennen elkaars culturele en religieuze verschillen. Mensen maken vaak een scherp onderscheid tussen het eigene en het vreemde en dat is een hindernis om vreemdelingen echt te ontmoeten.