Vader De Caluwe was tijdens zijn studies lid geweest van het Gentse Sint-Thomasgenootschap, de studentenbond onder geestelijke leiding van pater J.L. Callewaert. De ‘Leeuw van Vlaanderen’ werd een vriend des huizes, maar was zeker niet de enige pater die regelmatig over de vloer kwam. Vanop jonge leeftijd leerde Mark zo verschillende ’types’ dominicanen kennen, wat in hem het verlangen deed groeien zelf in te treden.
Eerste jaren als dominicaan
Op 8 september 1954 werd hij te Gent ingekleed, samen met zeven anderen, van wie enkel Trudo Gielen (†2011) eveneens in de orde zou blijven. Mark legde enkelvoudige professie af op 9 september 1955, plechtige professie op 26 december 1959 en werd priester gewijd op 30 juli 1961.
Zijn studies filosofie en theologie aan het eigen studium te Leuven bekroonde hij in 1963 met de lectoraatstitel. Vervolgens besloot de provinciaal hem in te zetten in het dominicaans studentenapostolaat in Gent, het Katholiek Universitair Centrum (KUC).
Bijgevolg moest Mark zijn droom om verdere studies te doen opbergen, maar lezen en studeren – vooral over kerkgeschiedenis en kerkvaders – bleef een levenslange passie.
Na enkele jaren werkzaamheid te Gent, als jeugdpredikant en als begeleider van de overgang naar de vernieuwde liturgie, werd hij in 1967 benoemd tot prior in het klooster in de Antwerpse Ploegstraat. Als prille dertiger belandde hij in een gemeenschap met wel wat veteranen, die hem onthaalden met de introïtus van Kerst: Puer natus est nobis!
Herkend als bestuurder
In 1970 zocht provinciaal Van de Walle hem aan als socius en provinciaal syndicus, wat een verhuis inhield naar het klooster op de Brusselse Tervurenlaan. Een jaar later nam hij te Tallaght voor de eerste maal deel aan een generaal kapittel, in 2013 te Trogir voor de zevende en laatste maal.
Opgemerkt om zijn bestuurlijke kwaliteiten, werd hij in 1974 naar Rome geroepen om assistent te worden voor de Europese provincies van de Germaanse taalgroep. Ook Zuid-Afrika viel een tijdlang onder zijn bevoegdheid.
Mark was assistent van twee opeenvolgende magisters, Vincent de Couesnongle en Damian Byrne, tot 1986. Deze Romeinse periode heeft hem gemarkeerd. Hij leerde er de orde kennen en waarderen in zijn internationale diversiteit. Later, als gastenbroeder in Leuven, was hij steeds blij wanneer buitenlandse broeders langskwamen, om hen aan te spreken in hun eigen taal en nieuws te vernemen over hun provincie.
In de orde kreeg hij allicht de grootste bekendheid door zijn werk voor de constituties. Hij verzorgde de uitgaven van 1983, 1986 en 1998, en werkte nog mee aan die van 2010. In 1998 werd hem gevraagd een inleiding te schrijven op de constituties, als handboekje voor het onderricht van novicen. Vandaag circuleert het in Engelse, Franse en Spaanse versie, en wordt het zeker niet enkel door novicen geraadpleegd.