Het begin

Zuid-Frankrijk, begin dertiende eeuw. Een Spaanse bisschop en zijn trouwe rechterhand, kanunnik Dominicus van Caleruega (ca. 1170-1221), waren op doorreis in het kader van een diplomatieke missie. Tot hun verdriet stelden ze vast dat de sekte der albigenzen er door de verkondiging van principes die ingingen tegen de kerkelijke leer heel wat mensen tot geestelijke wanhoop en zelfs tot geloofsafval bracht. Bij de paus bepleitten ze de instelling van een missie van onbeperkte duur, gebaseerd op het apostolische model: de rondtrekkende verkondiging in alle eenvoud en armoede.

image
image

Na een moeilijke beginperiode hadden tegen het jaar 1215 een handvol mannen zich bij Dominicus aangesloten, die werden erkend in het bisdom Toulouse als verkondigers. In een reeks bullen, gepromulgeerd tussen eind 1216 en begin 1218, bevestigde de paus Dominicus’ volgelingen als predicatores en breidde hun verkondigingsmandaat uit naar de hele wereld.

Op het feest van Maria-Tenhemelopneming in 1217 besloot Dominicus het kleine groepje broeders op te delen: enkelen zouden in Zuid-Frankrijk blijven, enkelen naar Spanje reizen en een derde groep moest naar Parijs trekken om aldaar gemeenschap te vormen en aan de universiteit te studeren. Deze risicovolle verspreiding zou honderdvoudig vrucht dragen, want zo’n twintig jaar later was de orde al aanwezig in de verste uithoeken van Europa.

image


De orde in de Nederlanden

De orde bereikte onze contreien via Duitsland. De eerste kloosterstichting in de Zuidelijke Nederlanden gebeurde te Gent in 1228, kort nadien gevolgd door stichtingen in o.m. Brugge, Leuven, Luik en Antwerpen. In de Noordelijke Nederlanden gebeurde de eerste stichting te Utrecht vermoedelijk net voor 1232, gevolgd door stichtingen in o.m. Rotterdam, Maastricht, Zwolle, Groningen en Den Bosch. De meeste kloosters in de Nederlanden gingen in de vijftiende eeuw over tot de observantie in de zogenaamde ‘Hollandse Congregatie’, die in 1515 transformeerde in een Nederduitse provincie en inzake territorium ruwweg overeenkwam met de huidige Benelux. De protestantse hervorming resulteerde in de teloorgang van de Noord-Nederlandse kloosters. De hierop volgende katholieke hervorming zorgde echter voor een heropleving in de Zuidelijke Nederlanden, waar niet enkel gevluchte Ierse en Engelse dominicanen en dominicanessen een thuis vonden, maar van waaruit ook een aantal ‘staties’ in het Noorden werden bediend.

image

Onder Frans revolutionair bewind moesten ook de kloosters in de Zuidelijke Nederlanden de deuren sluiten. De onafhankelijkheid van België (1830-1831) – met de verankering in de grondwet van de vrijheid op vereniging – maakte het opnieuw mogelijk om samen te leven als dominicanen. Dit gebeurde in samenwerking met de broeders uit de noordelijke diaspora. De gespannen situatie tussen België en Nederland maakte echter dat men al snel weer eigen wegen ging. In 1860 werd de Belgische Sint-Rosaprovincie gesticht, terwijl de Nederlandse broeders verder gingen onder Nederduitse vlag. Numeriek was er een hoogtepunt in de jaren 1930-1940. Er waren missies in Congo, Peru, de Nederlandse Antillen en Zuid-Afrika. Vanaf 2015 kwamen de Vlaamse en Waalse broeders (gesplitst in 1958) weer samen in één Belgische provincie. En vanaf 2022 vervoegen ook de Nederlandse broeders deze rangen, zodat we nu – territoriaal gezien, Belgische provincie en Nederlands vicariaat – weer min of meer bij de toestand van 1515 zijn!

image
image
image