Kempenzoon
Frans Beyers werd geboren op 21 oktober 1931 te Achterbroek (Wuustwezel) als eerste kind van het echtpaar Jan Louis Beyers en Maria Van Looveren. Na hem zouden nog twee zussen en twee broers volgen.
Na de klassieke humaniora te hebben doorlopen aan het kleinseminarie van Hoogstraten werd hij op 8 september 1951 te Gent gekleed met het witte habijt van de orde. Hij kreeg de kloosternaam Ludovicus, zodat vele confraters hem tot op het einde Louis hebben genoemd. Deze naam was ongetwijfeld een herinnering aan zijn vader, die op het einde van de Tweede Wereldoorlog was omgekomen toen er een bom viel op de ouderlijke boerderij. Frans’ keuze voor de dominicanen kwam niet uit de lucht vallen. Wanneer pater Callewaert in de Kempen moest preken, passeerde hij dikwijls op de boerderij van de familie Beyers, en zijn neef Adriaan (Marcolien) Aernouts was al zo’n tien jaar voor hem in de orde ingetreden.
Op 9 september 1952 legde frater Ludovicus – onder meer samen met onze medebroeder Odo Deronne – zijn eerste professie af, waarna hij naar Leuven werd gestuurd voor zijn filosofiestudies. Na een onderbreking van een jaar om zijn legerdienst te vervullen in het Opleidingscentrum voor Geestelijken-Brancadiers (OCGB) te Aalst, ving hij in september 1956 de theologiestudie aan. Op 26 januari 1958 legde hij plechtige professie af en op 3 augustus van dat jaar werd hij te Leuven tot priester gewijd.
Missionaris
Begin september 1960 vertrok hij dan voor de eerste maal naar Congo, dat twee maanden voordien onafhankelijk was geworden. Frans werd zo de eerste van onze missionarissen die de koloniale tijd niet meer had meegemaakt. In Congo was hij gedurende vele jaren actief in het onderwijs. Van 1960 tot 1962 was hij professor aan het kleinseminarie van Rungu, en van 1962 tot 1964 te Viadana directeur van de oriëntatiecyclus (lager middelbaar onderwijs) en bestuurder van de EAP (Enseignement Apprentisage Pédagogique), een school waar in versneld tempo leerkrachten werden gevormd zodat ze minstens de eerste jaren lager onderwijs konden geven. Op het moment van de Simbarebellie was Frans op verlof in België.
Omdat het toen niet mogelijk was meteen naar ons missiegebied terug te keren, werkte hij een jaar als godsdienstleraar aan de middelbare landbouwschool te Kinshasa. Van 1965 tot 1967 was hij te Matadi leraar aan de normaalschool en godsdienstleraar aan het atheneum, hielp hij in de parochie Notre Dame de Fatima en was aalmoezenier van de jocistes en eucharistische groepen. Om zich verder te bekwamen in de pastoraal volgde hij in 1967-1968 een opleiding aan EMACAS, een instituut van permanente vorming in Rijsel. Vervolgens keerde hij terug naar Congo, waar hij eerst opnieuw lesgaf aan het kleinseminarie te Rungu (1968-1979) en vervolgens meewerkte in het apostolaat te Niangara (1979-1983) en Watsa (1983-1985). Op deze laatste plek was hij ook overste.In 1985 werd hij benoemd tot secretaris van de toenmalige bisschop van Isiro, Mgr. Ambroise Uma. Een blanke secretaris voor een zwarte bisschop! Wat vroeger ondenkbaar was, had hij gedaan, zo vertelde Frans meer dan eens met een terechte fierheid.