Precies drie jaar later legde hij zijn plechtige professie af. Een dag later werd hij geassigneerd in het Albertinumklooster in Nijmegen voor de theologie-opleiding.
Op 25 juli 1954 werd hij door Mgr. Mutsaerts tot diaken gewijd en een jaar later tot priester. Weer een jaar later, op 30 juni 1956, legde hij met succes zijn lectoraatsexamen af. Het was een studie over het wezen en heilswaarde van de armoede in het Nieuwe Testament.
Een half jaar lang was Martin kapelaan van de St. Thomasparochie in Amsterdam. Eind maart 1957 ging hij terug naar Zwolle, om daar cantor en syndicus te zijn. In 1961 werd hij benoemd tot magister van de studenten, tot aan de opheffing van het studentaat in 1966. Het magisterschap viel hem kennelijk zwaar, want toen het einde van het studentaat nabij was gaf hij aan alleen in te zijn voor een uitvoerende functie in pastoraat of onderwijs.
Najaar 1966 werd hij kapelaan van de Dominicusparochie te Leeuwarden. Hij werd ook medeverantwoordelijk voor de bouw van een oecumenisch centrum. In 1969 koos de communiteit van Leeuwarden hem tot prior, maar kort daarop, in mei 1969, koos het provinciaal kapittel hem tot één van de twee co-provinciaals, naast de vaderlijke provinciaal Frans van Waesberge. Het waren moeilijke tijden voor de provincie: in deze bestuursperiode verlieten 58 dominicanen de orde.