Als volwassen jonge man emigreerde hij naar Zuid-Amerika (via twee jaar in Cartagena, Colombia) en trad op 36-jarige leeftijd als lekenbroeder in bij de Dominicanen van het klooster in het centrum van Lima.

Hij werkte voornamelijk als portier en kreeg de algehele sympathie van zijn stadgenoten door zijn vriendelijkheid, geest van armoede, opvallende liefdadigheid en zijn apostolisch georiënteerd Rozenkransgebed. In deze populariteit werd hij gezien als nevenfiguur van de H.Martin de Porres (1579-1639) en de H. Rosa van Lima (1586-1617).

Johannes Macias stierf een natuurlijke dood in Lima, op 15 september 1645. Zijn relikwieën werden bijgezet naast die van Martinus de Porres en Rosa de Lima. Hij werd zaligverklaard in 1837 en heiligverklaard door Paus Paulus VI in 1975.