Daarmee begon zijn grote werk, dat enorm bevrijdend was voor degenen, die zijn preken aanhoorden. De stijl ervan is uitdagend, prikkelt tot kritisch nadenken. Eckhart vindt dat mystiek niet iets is voor een geleerde elite, maar voor gewone, religieus gevoelige mensen. Hij gebruikt dus ook de volkstaal en niet alleen het Latijn.
Veraf en nabij
Zijn religieus besef golft heen en weer tussen twee polen, die met ons logische verstand niet met elkaar te verenigen, maar toch allebei fundamenteel wáár zijn. God is het mysterie-bij-uitstek, nooit te bevatten in menselijke woorden. En toch is diezelfde God zo ontzaglijk nabij, dat de diepste grond van mijn menselijke geest en God zelfs samenvallen.
Eckhart heeft een broertje dood aan religieuze navelstaarderij. ‘Wie God alleen ontmoet in de vroomheid van het gebed of in de kerk, maar niet in de stal of in de keuken, heeft er nog erg weinig van begrepen’.
Ook zijn eigen preken relativeert hij. Eens besluit hij een heel moeilijke preek met de volgende opmerking: ‘Wie deze preek verstaan heeft, gun ik het graag. Wanneer niemand hier geweest zou zijn, had ik hem voor dit offerblok moeten houden’.
Dood en niet dood
Eckhart wil mensen bereiken die de bekende kaders durven te doorbreken. Dit is een waagstuk, want je valt uit de toon; zelfs uit je eigen toon. De aanklachten van de conservatieven bleven dan ook niet uit. Eckhart trok naar het pauselijk hof om zijn ideeën te verdedigen, maar dat lukte hem maar ten dele.