Handelingen van de Apostelen 18, 1-11
De kerk van Korinthe
1Hierna vertrok Paulus uit Athene en kwam in Korinte. 2Daar trof hij een Jood aan, een zekere Áquila, die in Pontus geboren was en met zijn vrouw Priscilla uit Italië was gekomen. Claudius had namelijk verordend, dat alle Joden Rome moesten verlaten. Paulus bezocht hen aan huis, 3en omdat zij hetzelfde vak uitoefenden - zij waren van beroep tentenmakers - bleef hij bij hen wonen en was er werkzaam. 4Iedere sabbat disputeerde hij in de synagoge en trachtte Joden en Grieken te overtuigen.
5Toen Silas en Timóteüs uit Macedonië waren aangekomen, wijdde Paulus zich voortaan geheel aan de prediking en legde voor de Joden getuigenis af, dat Jezus de Messias was. 6Maar toen dezen zich smalend bleven verzetten, schudde hij het stof van zijn kleren en voegde hun toe: “Uw bloed kome neer op uw eigen hoofd. Ik ga vrijuit en wend mij van nu af aan tot de heidenen.” 7Hij trok daar weg en ging naar het huis van een zekere Titius Justus, een godvrezende, die naast de synagoge woonde. 8Crispus, de overste van de synagoge, nam met heel zijn huis het geloof in de Heer aan, en ook vele Korintiërs die naar hem luisterden, geloofden en lieten zich dopen.
9Eens sprak de Heer in een nachtelijk visioen tot Paulus: “Wees niet bevreesd, maar spreek, en zwijg niet. 10Ik ben met u en niemand zal u aanraken om u kwaad te doen, want in deze stad behoren veel mensen Mij toe.” 11Anderhalf jaar bleef hij daar wonen, terwijl hij bij hen het woord Gods onderwees.