Article header background
Terug naar overzicht

Francis Akkara

image

De gemeente in Jeruzalem | Mattias tot apostel gekozen


image

Foto; Pixabay.

Handelingen van de Apostelen 1, 22-26

Mattias tot apostel gekozen

12Toen keerden zij van de berg, die de Olijfberg heet, naar Jeruzalem terug. Deze ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. 13Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeus en Matteüs, Jakobus, zoon van Alfeüs, Simon de IJveraar en Judas, de broer van Jakobus. 14Zij allen bleven eensgezind volharden in gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

15In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders - er was een groep van ongeveer honderdtwintig personen bijeen - en sprak: 16“Mannen broeders, het Schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest door de mond van David tevoren gesproken heeft over Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangennamen. 17Hij behoorde tot ons getal en had aan dit dienstwerk zijn deel gekregen. 18Deze nu heeft zich met het loon van zijn misdaad een stuk grond verworven; hij stortte voorover, barstte open en al zijn ingewanden kwamen eruit. 19Dit werd bekend aan alle inwoners van Jeruzalem, zodat die akker in hun taal Akeldáma, dat is bloedakker heet. 20Er staat immers geschreven in het boek der psalmen: Zijn woonplaats worde een woestenij en niemand wone er meer *** en ook: Een ander neme zijn ambt over. 21Dus moet een van de mannen die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer Jezus onder ons verkeerde, 22vanaf het doopsel van Johannes tot de dag, waarop Hij van ons werd weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis.” 23Men stelde er twee voor: Jozef ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus, en Mattias. 24Toen baden zij als volgt: “Gij Heer, die aller harten kent, wijs degene aan die Gij van deze twee hebt uitverkoren 25om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats.” 26Toen liet men hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf apostelen.

Wie Christus verkondigt, moet Hem eerst kennen

Na Jezus' hemelvaart keerden de apostelen terug naar Jeruzalem, zoals Hij hun had opgedragen. Ze verzamelden zich in de bovenzaal met Maria, de moeder van Jezus, en andere leerlingen. In plaats van impulsief te handelden en op eigen kracht vooruit te gaan, “volhardden zij eensgezind in gebed en smeking” (Handelingen 1:14). Hun onwankelbare gebed weerspiegelde een diep vertrouwen in Gods plan. Voordat ze een beslissing namen, zochten ze eerst gezamenlijk God.

Terwijl ze baden, werden ze zich bewust van een leegte in hun midden. Het verraad en de dood van Judas hadden een lege plek achtergelaten onder de Twaalf, en ze beseften dat hun apostolische getuigenis hersteld moest worden. Dit ging echter niet simpelweg om het opvullen van een positie; het draaide erom dat de gekozen persoon een ware getuige van Christus zou zijn. St. Thomas van Aquino legt uit: “Apostel zijn is geen kwestie van aardse eer, maar van getuige zijn van de Verrijzenis. Wie Christus verkondigt, moet Hem eerst kennen” (Summa Theologiae III, q. 27). De apostelen begrepen dat iemand die met Jezus had gewandeld en de Verrezene had gezien, deze missie kon voortzetten. Dit herinnert ons eraan dat ons geloof niet enkel gebaseerd is op kennis, maar ook op een persoonlijke ontmoeting met Christus. Ook wij zijn geroepen om niet alleen over Jezus te spreken, maar Hem intiem te kennen en Zijn aanwezigheid in ons leven te getuigen. Daarom moest degene die gekozen werd, iemand zijn die Jezus vanaf het begin had gevolgd, Zijn werken had gezien en, bovenal, Zijn opstanding had meegemaakt. Dit onderstreept dat het bij een echte leerling niet draait om positie, maar om een persoonlijke ontmoeting met Christus. In ons eigen leven worden wij ook geroepen om Zijn getuigen te zijn, niet slechts in naam, maar door een diep en geleefd geloof.

Geconfronteerd met de keuze tussen twee waardige mannen, vertrouwden de apostelen niet op hun eigen oordeel, maar legden zij de beslissing in Gods handen. Ze baden: “Heer, U kent ieders hart. Wijs ons aan wie van deze twee U hebt uitgekozen” (Handelingen 1:24). Paus Johannes Paulus II herinnert ons eraan: “Gebed is niet slechts God om iets vragen, maar ons hart openen voor Zijn wil” (Algemene Audiëntie, 1996). Hun voorbeeld leert ons dat het begint met overgave. In ons eigen leven, of we nu voor kleine keuzes of levensveranderende beslissingen staan, moeten we eerst God zoeken in gebed en erop vertrouwen dat Hij ons zal leiden, zoals Hij de apostelen leidde. Wanneer we ons leven in Zijn handen leggen, kunnen we met geloof verdergaan, wetende dat Hij alleen onze stappen leidt.