Article header background
Terug naar overzicht

Didier Croonenberghs

image

Redevoering van Stefanus


image

Foto: Pixabay

Handelingen van de Apostelen 7, 1-60

1De hogepriester vroeg nu: “Is dat werkelijk zo?” 2Hierop nam Stefanus het woord: “Mannen, broeders en vaders luistert! De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen deze in Mesopotamië woonde voor zijn komst naar Haran, 3en zei tot hem: Verlaat uw land en uw familie en kom naar het land dat Ik u tonen zal. 4Toen verliet hij het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran. Van daar deed God hem na de dood van zijn vader verhuizen naar dit land, waarin gij nu woont. 5Wel gaf Hij hem daarvan geen deel in eigendom, zelfs geen voetbreed, maar beloofde het in bezit te zullen geven aan hem en aan zijn nageslacht, hoewel hij geen kinderen had. 6God zei immers dat zijn geslacht als vreemdeling zou wonen in een vreemd land en dat men het in slavernij zou brengen en mishandelen, vierhonderd jaar lang. 7Maar Ik - aldus sprak God - zal over het volk, waarvan zij slaven zullen zijn, mijn vonnis vellen en daarna zullen zij wegtrekken en Mij eren op deze plaats. 8En Hij schonk aan Abraham het verbond der besnijdenis. Zo kreeg hij dan een zoon Isaak en besneed hem op de achtste dag; Isaak werd de vader van Jakob en Jakob van de twaalf aartsvaders. 9Uit afgunst verkochten de aartsvaders Jozef naar Egypte; maar God was met hem, 10verloste hem uit al zijn ellende en maakte dat hij welgevallig en wijs was in de ogen van de Farao, de koning van Egypte. Deze stelde hem aan tot bestuurder over Egypte en over heel zijn huis. 11Er kwam een hongersnood over heel Egypte en Kanaän, een grote ellende, zodat onze vaderen geen voedsel meer vonden.

12Toen Jakob vernam, dat er in Egypte nog graanvoorraden waren, zond hij onze vaderen daarheen, dat was de eerste keer. 13Bij de tweede keer maakte Jozef zich aan zijn broers bekend en werd Farao ingelicht over de afkomst van Jozef. 14Nu liet Jozef zijn vader Jakob overkomen met heel zijn familie, vijfenzeventig personen. 15Jakob kwam naar Egypte en daar is hij gestorven, evenals onze vaderen. 16Zij werden overgebracht naar Sichem en bijgezet in het graf dat Abraham voor zilver gekocht had van de zonen van Hemor in Sichem. 17Naargelang de tijd van de belofte naderde, die God aan Abraham had gedaan, groeide in Egypte het volk aan en nam sterk toe, 18totdat een andere koning die Jozef niet meer kende in Egypte aan de regering kwam. 19Met list onderdrukte deze ons volk, behandelde onze vaderen slecht en dwong hen zelfs zich van hun pasgeborenen te ontdoen, opdat ze niet in leven zouden blijven. 20In die tijd werd Mozes geboren, een bijzonder mooi kind. Drie maanden werd hij verzorgd in het huis van zijn vader. 21Nadat zijn ouders zich van hem ontdaan hadden, nam de dochter van de Farao hem op en liet hem grootbrengen als haar eigen zoon. 22Zo werd Mozes onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machtig in woord en daad. 23Tegen de tijd dat hij veertig jaar werd, kwam het verlangen in hem op zich omtrent de toestand van zijn broeders, de Israëlieten, op de hoogte te stellen. 24Ziende dat iemand onrechtvaardig behandeld werd, nam hij het voor hem op en wreekte de afgebeulde man door de Egyptenaar neer te slaan. 25Hij meende dat zijn broeders zouden inzien, dat God hen door zijn bemiddeling zou verlossen. Maar zij begrepen het niet.

26De volgende dag stond hij ineens voor hen, terwijl zij met elkaar aan het vechten waren. Hij trachtte hen te verzoenen met vredelievende woorden: Mannen, ge zijt toch broeders. Waarom doet ge elkaar dan kwaad? 27Maar de man die zijn makker mishandelde, wees hem ruw af en zei: Wie heeft u tot leider en rechter over ons aangesteld? 28Wilt ge mij soms doden, zoals ge gisteren die Egyptenaar hebt gedaan? 29Om dat gezegde nam Mozes de vlucht en ging als vreemdeling leven in het land Midjan. Daar kreeg hij twee zonen. 30Na verloop van veertig jaar verscheen hem in de woestijn van het Sinaïgebergte een engel in de vuurgloed van een brandende doornstruik. 31Bij het zien van dit schouwspel stond Mozes verbaasd. Maar toen hij ernaartoe ging om het te onderzoeken, klonk de stem des Heren: 32Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, Isaak en Jakob. Bevend van schrik durfde Mozes het niet nader te onderzoeken. 33Toen sprak de Heer tot hem: Ontdoe u van uw schoeisel, want de plaats waar ge staat is heilige grond. 34Waarachtig, Ik heb de mishandeling van mijn volk in Egypte gezien en hun zuchten gehoord. Daarom ben Ik afgedaald om hen te bevrijden. Welnu dan, Ik wil u naar Egypte zenden. 35Die Mozes, die ze verloochend hadden met de woorden: Wie heeft u aangesteld tot leider en rechter, hem heeft God als leider en verlosser tot hen gezonden met de macht van de engel die hem in de doornstruik verschenen was. 36Hij was het die hen wegleidde onder het verrichten van wondertekenen in Egypte, in de Rode Zee en in de woestijn, veertig jaar lang.

37Die Mozes is het, die tot de Israëlieten gezegd heeft: Een profeet zoals ik zal God voor u uit uw broeders doen opstaan. 38Hij is het die voor de gemeente in de woestijn de middelaar was tussen de engel die tot hem sprak op de berg Sinaï, en onze vaderen; hij ontving woorden ten leven om ze aan u over te brengen. 39Maar onze vaderen wilden niet naar hem luisteren; neen, ze hebben hem afgewezen en hun verlangen ging uit naar Egypte. 40Ze zeiden tot Aaron: Maak ons goden, die voor ons uit zullen gaan. Die Mozes immers, die ons uit Egypte heeft weggeleid - wij weten niet wat er met hem gebeurd is. 41Toen maakten zij een kalf, brachten een offer aan dat afgodsbeeld en verlustigden zich in hun eigen maaksel. 42Nu keerde God zich af en gaf hen prijs aan de eredienst van het hemels heir, zoals geschreven staat in het boek der profeten: Hebt gij Mij soms slachtoffers en brandoffers gebracht gedurende de veertig jaren in de woestijn, huis van Israël? 43Ja, hebt gij niet de tent van Moloch op de schouders gedragen, en de ster van de god Romfa, de beelden die gij gemaakt hebt om ervoor neer te knielen? Daarom zal Ik u verbannen nog verder dan Babylon. 44Onze vaderen bezaten in de woestijn de tent der getuigenis. Degene die tot Mozes sprak, had hem het bevel gegeven deze te maken naar het voorbeeld dat hem getoond was. 45Onze vaderen namen deze over en voerden ze onder Jozua in het land, bezet door de heidenen, die God voor onze vaderen uitdreef, zo bleef het tot aan David. 46Deze vond genade in Gods ogen en vroeg dat hij voor de God van Jakob een woontent zou mogen verkrijgen. 47Maar het was Salomo die Hem een huis bouwde.

48Toch woont de Allerhoogste niet in wat door mensenhanden gemaakt is, zoals de profeet zegt: 49De hemel is mij een troon, de aarde een voetbank voor mijn voeten. Wat voor een huis zult gij dan voor Mij bouwen, zegt de Heer, of wat zal mijn rustplaats zijn? 50Heeft mijn hand dat alles niet gemaakt? 51Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor, nog altijd weerstreeft gij de heilige Geest, juist zoals uw vaderen deden. 52Wie van de profeten zijn door uw vaderen niet vervolgd? Gedood hebben ze hen die de komst aankondigden van de Rechtvaardige, wiens verraders en moordenaars gij nu geworden zijt, 53gij nog wel die de Wet hebt ontvangen door bemiddeling van de engelen; maar ge hebt ze niet onderhouden!”

54Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en knarsetandden tegen hem. 55Maar hij, vervuld van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand; 56en hij riep uit: “Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.” 57Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af. 58Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette. 59Terwijl zij Stefanus stenigden, bad hij: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.” 60Toen viel hij op zijn knieën en riep met luider stem: “Heer, reken hun deze zonde niet aan.” Na deze woorden ontsliep hij. Saulus stemde in met de moord op deze man.

Redevoering van Stefanus

De aanklagers van Stefanus “lieten valse getuigen tegen hem optreden” vertelt de tekst ons. Geconfronteerd met zijn tegenstanders verdedigt Stefanus zichzelf in de langste toespraak in de Handelingen der Apostelen. Hij verdedigt zichzelf niet ten gronde. Zijn strategie is anders. Hij herleest de geschiedenis van Israël. Hij noemt Abraham, Jozef, Mozes... en maakt geen expliciete toespeling op Jezus, de Rechtvaardige die vals beschuldigd wordt. Het is alsof het beeld van Christus eerder versluierd is, en alleen door allusie of metonymie wordt opgeroepen!

Welke boodschap kunnen wij lezen in deze toespraak van Stefanus? Misschien is het wel een uitnodiging om ons verleden te herlezen en om te herontdekken hoe dat verleden deel uitmaakt van ons heden en licht werpt op onze toekomst. Ons heden, wat het ook is, bevat altijd een belofte die ontcijferd moet worden. Zoals Christus die aan onze zijde meeloopt, zonder bij naam genoemd te worden.

In zijn uitstekende boek “Vivre avec son passé” biedt de filosoof Charles Pépin ons een mooie meditatie over ons geheugen. Het geheugen is complex en veranderlijk. “We willen ons graag bevrijden van het ongelukkige verleden en de gelukkige dagen terughalen,” schrijft hij , “maar we falen in beide. Hoe meer we willen vergeten, hoe meer kracht we geven aan de herinneringen die ons pijn doen. Hoe meer we geneugten uit het verleden willen doen herleven, hoe bitterder de nostalgie wordt”.

In werkelijkheid is het verleden niet slechts een optelsom van herinneringen. Het leeft in ons. Het wordt regelmatig opgeroepen, geconsolideerd, maar soms ook opnieuw gecreëerd, herschreven, ingebeeld, getransformeerd...

Moeten we, gezien de kwetsbaarheid van onze persoonlijke herinneringen, niet net als Stefanus een beroep doen op de intelligentie van ons collectieve geheugen? Om te ontdekken wat de geschiedenis ons nog te vertellen heeft. Is dat niet de beste manier om in het aangezicht van tegenspoed naar de toekomst te kijken? Te weten dat anderen ons zijn voorgegaan en nog steeds tot ons spreken door hun voorbeeld, voorbij het eeuwige leven. Misschien ziet Stefanus zijn dood daarom zo helder tegemoet. Hij is onderdeel van een groter verhaal dat hem draagt.

Want als het verleden ons soms pijn doet, kan een zelfverzekerde herlezing van onze levensreis ons ook de onvermoede kracht geven om aan de tijd te ontsnappen, om niet langer bang te zijn voor de toekomst of de dood. Moge het voorbeeld van Stefanus ons helpen om in het weefsel van ons bestaan deze Meester van de tijd te ontdekken, die discreet aan onze zijde meewandelt.