Handelingen van de Apostelen 3, 11-26
11Terwijl hij zich aan Petrus en Johannes vastklampte, liep al het volk verbaasd rond hen te hoop in de Zuilengang van Salomo. 12Toen Petrus dit zag, richtte hij het woord tot het volk: “Mannen van Israël, waarom verwondert gij u toch hierover en waarom staart ge ons aan, als hadden wij uit eigen kracht of vroomheid bewerkt dat deze man loopt? 13De God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van onze vaderen, heeft zijn dienaar Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd, en voor Pilatus verloochend, ofschoon deze van oordeel was Hem in vrijheid te moeten stellen. 14Maar gij hebt de Heilige en Gerechte verloochend en als gunst de vrijlating van een moordenaar gevraagd. 15De leidsman ten leven daarentegen hebt gij gedood. God heeft Hem evenwel uit de doden doen opstaan; daarvan zijn wij getuigen.
16Omwille van het geloof in zijn Naam heeft zijn Naam deze man, die ge ziet en kent, weer kracht gegeven. Het geloof door Hem verleend, heeft de man deze gaafheid van leden geschonken ten aanschouwe van u allen. 17Maar ik weet, broeders, dat gij in onwetendheid gehandeld hebt, evenals uw overheden. 18Maar wat God tevoren had aangekondigd bij monde van alle profeten, dat zijn Messias zou sterven, heeft Hij zo in vervulling doen gaan. 19Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist 20en er van de Heer uit tijden van verkwikking mogen komen en Hij u Jezus zende, die voor u als Messias was voorbestemd. 21De hemel moest Hem opnemen tot de tijd van het herstel van alle dingen, waarover God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten sinds oude tijden.
22Mozes toch heeft gezegd: Een profeet zoals ik zal de Heer onze God voor u doen opstaan uit uw broeders. Naar Hem moet ge luisteren in alles wat Hij tot u zeggen zal, 23en ieder die niet naar die profeet luistert, zal uit het volk worden uitgeroeid. 24En alle profeten, allen die vanaf Samuel en zijn opvolgers gesproken hebben, hebben ook deze dagen voorspeld. 25Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen gesloten heeft, toen Hij tot Abraham zei: In uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. 26Voor u in de eerste plaats heeft God zijn dienaar doen opstaan en Hem gezonden die u zegen schenkt als ieder van u zich van zijn boosheid bekeert.”