Handelingen van de Apostelen 4, 1-31
Vervolging door de Joodse overheid | Dankgebed van de Kerk
1Terwijl zij nog tot het volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van de tempel en de Sadduceeën op hen af. 2Verontwaardigd dat zij het volk onderricht gaven en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden, 3legden ze de hand op hen en namen hen in verzekerde bewaring tot de volgende dag, omdat het al avond was. 4Velen echter van hen die de toespraak gehoord hadden, namen het geloof aan en het aantal mannen steeg tot ongeveer vijfduizend. 5De volgende dag kwamen hun overheden, oudsten en schriftgeleerden in Jeruzalem bijeen, 6tezamen met de hogepriester Annas en met Kajafas, Johannes, Alexander en allen die tot het hogepriesterlijk geslacht behoorden. 7Zij lieten hen voorleiden en vroegen: “Door welke kracht of in welke naam hebt ge dat gedaan?”
8Toen sprak Petrus, vervuld van de heilige Geest, tot hen: “Overheden van het volk en oudsten! 9Indien wij vandaag ter verantwoording geroepen worden voor een weldaad aan een gebrekkige bewezen, waardoor deze genezen is, 10dan moet gij allen en het gehele volk van Israël weten, dat door de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt maar die God uit de doden heeft doen opstaan: dat door die Naam deze man hier gezond voor u staat. 11Hij is de steen die door u, de bouwlieden, niets waard werd geacht en toch tot hoeksteen geworden is. 12Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden.” 13Bemerkend dat het ongeletterde en eenvoudige mensen waren, stonden zij verbaasd toen zij de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen. Zij herkenden hen als gezellen van Jezus. 14Omdat zij bovendien de genezen man bij hen zagen staan, wisten zij er niets tegen in te brengen. 15Nadat zij hun gelast hadden het Sanhedrin te verlaten, pleegden zij met elkaar overleg 16en zeiden: “Wat moeten wij met die mensen doen? Het is duidelijk voor alle inwoners van Jeruzalem dat een onmiskenbaar wonderteken door hen is verricht. We kunnen dat niet loochenen. 17Maar om te verhinderen dat het gerucht daarvan nog verder onder het volk verbreid wordt, zouden we hen met dreigementen moeten verbieden nog ooit met een beroep op die Naam tot enig mens te spreken.”
18Toen riepen zij hen binnen en verboden hun nog ooit iets te zeggen of te leren met een beroep op Jezus’ Naam. 19Petrus en Johannes gaven hun echter ten antwoord: “Oordeelt zelf, of het voor God te rechtvaardigen zou zijn als wij meer naar u luisterden dan naar God. 20Het is voor ons onmogelijk niet te spreken over hetgeen wij gezien en gehoord hebben.” 21Na hen nogmaals gedreigd te hebben, stelden zij hen in vrijheid, omdat ze, met het oog op het volk, niet wisten hoe ze hen moesten straffen, want allen verheerlijkten God om hetgeen er gebeurd was. 22De man die door dit wonderteken was genezen, was meer dan veertig jaar oud. 23Na hun vrijlating gingen ze naar hun eigen mensen en brachten verslag uit over alles wat de hogepriesters en oudsten tot hen gezegd hadden.
24Toen zij dit hoorden, verhieven zij eensgezind hun stem tot God en baden: Heer, Gij zijt het, die hemel en aarde, de zee en alles wat daarin is, gemaakt hebt, 25die door de heilige Geest bij monde van David, uw dienaar, gezegd hebt: Waarom tieren de volken en zinnen de naties op ijdele plannen? 26De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de Heer en tegen de Gezalfde. 27Inderdaad, ze hebben in deze stad samengespannen tegen uw heilige dienaar Jezus, die Gij gezalfd hebt: zowel Herodes als Pontius Pilatus, tezamen met de heidenen en de stammen van Israël, 28om alles te doen wat uw hand en raadsbesluit tevoren bepaald had dat geschieden moest. 29Maar nu, Heer, schenk aandacht aan hun bedreigingen en geef uw dienaren dat zij in alle vrijmoedigheid uw woord mogen verkondigen, 30en laat door het uitstrekken van uw hand genezingen en wondertekenen geschieden door de naam van uw heilige dienaar Jezus.” 31Na hun gebed beefde de plaats waar ze bijeen waren. Allen werden vervuld van de heilige Geest en verkondigden vrijmoedig het woord Gods.