Het gaat er vandaag stevig aan toe in de passage die we zojuist hebben gehoord. Jezus is in discussie met mensen die beweren in Hem te geloven. Maar is dat werkelijk zo? Vandaag worden ze uitgedaagd om hun diepste overtuigingen te onthullen. Geloven ze daadwerkelijk in Jezus, of eerder in een beeld of idee dat ze van Hem hebben gevormd?
Al snel vliegen de verwijten over en weer. Ze begrijpen elkaar niet. Hoe is dat mogelijk? "Ja maar," stellen de Joden, "we delen dezelfde voorvader, Abraham. Daarmee begon onze natie en traditie. Dat moeten we toch respecteren?" Jezus reageert hierop met de woorden: "Het gaat niet alleen om wat Abraham ons heeft meegegeven, maar om de wil van Hem die Abraham koos als stamvader." Met andere woorden, het draait niet alleen om de kracht van de traditie, maar om de wil van God.
Jezus benadrukt dat God wil dat je vrij wordt. Hij wil niet dat je een slaaf bent die gebonden is aan de ketens van het verleden. Hij verlangt ernaar dat je een vrij mens wordt, open voor de toekomst. Hoe weet Jezus dat? Omdat God Zijn Vader is.
Dan komt het hoge woord eruit. Er klinkt een oud verwijt. De Joden zeggen: "Wij zijn geen bastaardkinderen." Hiermee suggereren ze eigenlijk dat hun afkomst niet zo onduidelijk is als die van Jezus van Nazareth. "Jij beweert alleen dat God jouw Vader is omdat je ware vader onbekend is. Wij, echte gelovigen, hebben God als onze Vader."