Article header background
Terug naar overzicht

Stefan Mangnus

image

De Heilige Geest zal u bijstaan

Johannes 14, 25-31

Etty Hillesum

In het afgelopen voorjaar las ik de dagboeken van Etty Hillesum, een jonge, joodse vrouw die tijdens de tweede wereldoorlog, midden in bezet Amsterdam een opmerkelijke ontwikkeling doormaakt, en daarvan verslag doet in haar dagboeken. Afkomstig uit een hoog-cultureel en a-religieus joods milieu ontdekt ze een diepte in zichzelf, waarnaar ze steeds beter leert luisteren, en die ze eerst aarzelend, en later met steeds meer vanzelfsprekendheid ‘God’ noemt. Ze schrijft: “Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor de put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.”

Dat opgraven van God maakt Etty tot haar belangrijkste taak, temidden van al het oorlogsrumoer en de steeds grotere beperkingen die de joden worden opgelegd. Ze maakt zich weinig illusies: ze weet dat het nazi-regime uit is op de volledige vernietiging van alle joden. Je kunt in zo’n situatie twee reacties voorstellen: vechten of vluchten. Je kunt in het verzet gaan, en je kunt onderduiken. Het opmerkelijke aan Etty Hillesum is dat ze een derde weg kiest. Ze krijgt kans op kans om onder te duiken, maar ze wijst alle kansen af, want, zo zegt ze: de Nazi’s hebben vastgesteld hoeveel joden er moeten worden weggevoerd; als ik onderduik, moet er iemand anders gaan. En waarom zou dat beter zijn?

Etty gaat een andere weg. Met een prachtig beeld beschrijft ze haar innerlijk als een landschap dat steeds wijdser wordt, en waarin steeds meer ruimte komt voor alles wat bij het leven hoort. Wat in dat hart van Etty geen ruimte krijgt, is haat. Vanuit een overtuiging dat wat er ook in haar wereld gebeurt, het altijd werk van mensen is, en dat al die mensen met hun eigen kwetsbaarheid leven, weigert ze te haten, ook als ze zelf in Westerbork met eigen ogen de afschuwelijke dingen ziet waartoe het nazi-regime in staat is. Etty schrijft: Ik zie het als mijn taak om aan deze wereld niet nog meer haat toe te voegen dan er al in haar aanwezig is. Haat is te gemakkelijk.


Etty Hillesum

Bijschrift

“Ik zie het als mijn taak om aan deze wereld niet nog meer haat toe te voegen dan er al in haar aanwezig is.”

Vrede en vreugde

En haar andere waarheid: juist omdat het allemaal mensenwerk is, weigert ze zich bang te laten maken. Ook degenen die uit zijn op haar vernietiging en die van haar volk, zijn mensen: die moet je recht in hun ogen kijken om ze te begrijpen: dat is voor haar het echte werk.

Ik moet aan Etty Hillesum denken bij de verzen die we vandaag lezen uit Johannes. Jezus belooft daarin vrede en vreugde aan zijn leerlingen, aan ons. Dat ‘beloofd zijn’ is niet alleen iets in de toekomst, iets dat nog moet komen: vrede en vreugde zijn de diepste waarheid over de wereld, omdat ze deel zijn van de volheid van God die de wereld goed geschapen heeft. Vrede en vreugde geven betekent dat Jezus ons verbindt met ons begin en ons einde, en daarmee vaste grond onder de voeten geeft. Hij geeft de verzekering dat agressie niet het laatste woord zal hebben, niet vanwege een andere en machtigere agressie, maar omdat de God van de vrede, die de goede herder van de schapen terug tot leven bracht, de vrede is die blijvend is. (Quash)

Dat betekent niet dat er geen vijand is: de lezing van vanochtend spreekt ook over de ‘vorst van de wereld.’ Er komt dus een strijd aan. En tegelijkertijd zegt Jezus over die vorst van de wereld: Hij heeft geen macht over mij, letterlijk: “In mij heeft hij niets.” ‘Vorst van de wereld is dus een ironische titel: het is een vorst die niets te vertellen heeft zolang we hem niets te vertellen geven: “In mij heeft hij niets”.

“Kom, laten we gaan” zijn de laatste woorden van het evangelie van vandaag. Etty Hillesum is gegaan, heel bewust, één met haar joodse volk, naar Westerbork, en tot in Auschwitz aan toe. En steeds is ze blijven zeggen: “Met alles wat er gebeurt, wat men mij ook af kan nemen, altijd zal er de hemel boven me zijn die open is, en zal ik blijven zeggen dat het leven mooi is, en eindeloos de moeite waard.” Wie dat kan zeggen, in zulke omstandigheden, is vrij van de vorst van de wereld, is een mens van vrede geworden, een mens van Pasen.