Ik ben de verrijzenis en het leven

Leven bij God

We hebben in het evangelie van Johannes eerder gehoord over een bezoek van Jezus aan Martha en Maria. Martha had het toen druk met het huishouden, Maria zat aan de voeten van Jezus en werd met die houding ons ten voorbeeld gesteld.

Vandaag is de situatie omgekeerd. Maria is thuisgebleven, Martha is Jezus tegemoet gegaan. Niemand hoeft vast te zitten in een eerdere rol! Martha laat zien dat ze destijds weliswaar niet aan de voeten van Jezus zat, maar wel goed begreep waar het Jezus om te doen is, als ze zegt: ‘Ik weet zeker dat U ook nu nog alles aan God kunt vragen en dat Hij het U zal geven’.

Dan klinken in de dialoog tussen beiden de woorden opstaan en opstanding. Martha gelooft in opstaan en de opstanding maar situeert die in de toekomst. Jezus trekt de woorden opstaan en opstanding de wereld van nu binnen. 'Ik bén de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven.'

Opstaan en opstanding gaat over nu en later, over hier en elders. Bij zijn leven doet Jezus al niks anders dan anderen helpen opstaan. Vaak staat er bij genezingsverhalen dat Jezus hen bij de hand pakt en doet opstaan. Belangrijk ook is dat Jezus de dood niet ontkent. ‘Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven.’

Met rationeel redeneren kom je niet zo ver als het gaat over dood en opstanding in de Bijbel. Dood en opstanding zijn in Bijbelse taal meer dan fysieke aangelegenheden. Hier is sprake van geloofstaal. Waarbij dood ook staat voor alles wat ons van God wegleidt en opstanding voor de omgekeerde beweging die ons naar God toeleidt. Jezus achternagaan betekent een levensweg verlaten waarmee je jezelf, en een ander, tekort doet. En de weg inslaan die naar God leidt. Een weg die over de grens van de dood heen reikt. Je mag dan wel sterven, toch zal je leven. Bij God.