Een nieuw hoofdstuk
In onze gang doorheen het evangelie van Johannes beginnen we vandaag een nieuw hoofdstuk. Dat is niet alleen letterlijk zo (we beginnen aan Johannes, hoofdstuk zeven), maar ook figuurlijk: waar de lezingen van de afgelopen dagen zich afspeelden in het noorden, in Galilea, zijn we intussen afgereisd naar het zuiden, naar de tempel in Jeruzalem. Daar is het Loofhuttenfeest in volle gang, het oogstfeest, het meest uitbundige feest van het jaar.
Jezus begint er onderwijs te geven bij de tempel, de gebruikelijke plaats om dat te doen. Hij roept weerstand op, en over die weerstand gaan we de komende dagen veel horen: Johannes 7 en 8 bestaan grotendeels uit debatten die Jezus bij de tempel voert, debatten die steeds feller worden. Vandaag horen we het begin ervan.
Het opvallende is dat de vragen die Jezus krijgt niet gaan over de inhoud van wat hij leert: blijkbaar is dat niet waar het probleem zit. Jezus krijgt vragen over twee andere dingen. De eerste vraag is: Waar heeft hij al die kennis vandaan? Hij heeft toch geen diploma schriftgeleerdheid? De vraag “Waar heeft Jezus het vandaan?” gaan we de komende dagen vaker horen, en vandaag horen we Jezus’ eerste antwoord: Hij heeft inderdaad geen opleiding schriftgeleerdheid gedaan, maar hij heeft wel degelijk een basis voor zijn leer: die komt van God, die hem gezonden heeft. En hij voegt toe waarom dat belangrijk is: Wie op eigen gezag spreekt, zoekt zijn eigen eer; wie de eer zoekt van iemand anders, die kun je vertrouwen: die staat daar niet voor zichzelf.