Wanneer we iets gedaan hebben, willen we allen weten hoe dit op anderen is overgekomen. We worden graag gewaardeerd. Misschien omdat we dikwijls ‘gewaardeerd worden’ verwarren met ‘bemind worden’. In elk geval wordt duidelijk uit het Evangelie dat, als er één iemand was die zich niets aantrok van kijkcijfers, dat wel Jezus was.
Jezus lijkt zich helemaal niet te bekommeren om het getal van zijn aanhangers of toeschouwers. De kwaliteit van zijn onderricht staat los van het aantal van zijn discipelen. De meelopers, die het bij de minste tegenwind op een lopen zetten, interesseren hem niet. Jezus verwacht iets anders van zijn leerlingen. Hij verwacht van hen, net zoals van ons tweeduizend jaar later, dat we geloven. Geloven, dat wil zeggen vertrouwen hebben in dat wat misschien nu ondenkbaar, onvoorstelbaar lijkt. Geloven zonder ooit de pretentie te hebben alles te begrijpen, alles te bevatten. Geloven ook als weigering om zich op te sluiten in het smalle veld van wat we met absolute zekerheid weten. Geloven als erkenning dat hij de Zoon Gods is, die de woorden heeft van eeuwig leven, de heilige, de heilige van God. Dit geloof, zo zegt Jezus, komt niet van onszelf. Het werd ons gegeven door de Vader. Nog een mysterie. Wil dat zeggen dat wij allen worden geboren met een ander geloofsniveau, of dat de gave van het geloof verschilt van persoon tot persoon? Desgevallend heb ik geen enkele verdienste aan mijn geloof, want het is dan God die het zo gewild heeft. En als deze bewering klopt, dan ook het omgekeerde: als ik niet geloof, betekent dit dat God me geen geloof heeft geschonken. Of toch in elk geval dat Hij dat nog niet heeft gedaan. Zulke gedachtegang kan het schuldgevoel in ons wegnemen, wanneer we zien dat onze naasten onze geloofsovertuiging niet delen: ze zullen van God wel niet dezelfde geloofsgave hebben gekregen als wij. Deze theologie houdt steek. Zwitsers theoloog François Varone heeft zelfs een boek geschreven over dit thema: Onverwacht de wegen der barmhartigheid. Volgens hem is het geloof een gave dat we allen op een bepaald moment ontvangen. Wat belangrijk is, is ons ervan bewust worden dat deze gave ons niet wordt opgelegd. We zijn vrij om te weigeren, of ook om binnen te treden in dit mysterie op ons eigen tempo. Het geloof is dus wel degelijk een gave. Een wonderlijke gave, aangezien het ons de weg toont naar de eeuwigheid, naar de ontmoeting met het goddelijke in ons en rondom ons. Geconfronteerd met dit prachtige geschenk nodigt Christus ons vandaag nog uit een beslissing te nemen. Hij wacht ons antwoord af. Aan ons om de gave te aanvaarden of te verwerpen. Alsof Jezus ons in de intimiteit van ons hart vraagt: “willen ook jullie soms weggaan?” In andere woorden: willen jullie in mijn voetstappen treden en voortgaan in volle vertrouwen over de weg van het leven, of willen jullie een andere weg nemen waar ik jullie verder met rust zal laten? Zo’n vraag confronteert ons met onszelf, zet ons voor God, met maar één opdracht: een beslissing nemen. En opdat er een beslissing zou kunnen zijn, moeten er minstens twee opties zijn. Die stelt Christus ons dan ook voor: geloven of niet geloven. Hier gaat het niet meer om bepaalde gevoelens of om kijkcijfers, maar om een persoonlijke overtuiging, ondanks de twijfels die op elk moment de kop kunnen opsteken. Deze keuze voert ons naar het hart van onze vrijheid want het geloof laat zich niet opsluiten of sluit ons niet op. Ons gelovig antwoord is een antwoord in vrijheid en waarheid. Geloven is een keuze maken.
Hebt Gij, Heer, woorden van eeuwig leven? Geloven wij dat Gij de heilige, de heilige van God bent? Wij kunnen geen antwoord geven in de plaats van anderen. Het zijn bij uitstek persoonlijke vragen. Aan ieder van ons om te kiezen en de gevolgen van zijn of haar keuze te dragen. Amen.