- de zelfliefde (nodig om tot wederliefde te komen)
- het zelfbeeld (dat we aan anderen geven en niet altijd juist inschatten)
- en de zelfkennis.
Zelfwaardering omvat deze drie dimensies. Maar essentieel is de vraag naar evenwicht! Want men kan zichzelf heel goed kennen, een precies beeld van zichzelf hebben, zonder van zichzelf te houden. En een persoon kan zichzelf slecht kennen, terwijl hij een hoog zelfbeeld heeft…
Het Evangelie van vandaag confronteert ons met al deze vragen van zelfkennis en zelfbeeld. “Wie denk je dat ik ben?” vroeg Jezus aan zijn leerlingen. “Wie is volgens het volk de Mensenzoon?”
Alsof Hij ons eraan wil herinneren dat het deels door de blik van anderen is dat we onszelf ontdekken... Zelfkennis komt door de erkenning van anderen, door de blik van de mensen die ons nabij zijn. Zichzelf kennen is in principe de vraag stellen wat men van zichzelf te kennen geeft aan anderen, terwijl men weet dat men daar nooit helemaal toe te herleiden is. Het betekent dat je ze de vraag durft te stellen: “Wie ben ik voor jou?”
In onze menselijke relaties verwarren we echter vaak zelfkennis en zelfbegrip. We zijn wezens van tegenstrijdigheden. Kunnen we niet allemaal ervaren dat we een geliefde niet begrijpen, ook al kennen we hem of haar heel goed ? Het komt vaker voor iemand die dicht bij je staat te horen zeggen “Ik begrijp je niet” dan “Ik ken je niet”! Heel vaak denken we dus dat het nodig is de ander te begrijpen om hem of haar beter te kunnen begeleiden en helpen. “Begrijpen” is echter niet altijd nuttig. Integendeel, we kunnen de ander heel goed liefhebben zonder een aantal van zijn reacties te begrijpen!
In elke relatie is het vaak voordeliger om interesse in elkaar te hebben, om elkaar te leren kennen, dan om te proberen elkaar volledig te begrijpen.
“Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God!” zal Petrus zeggen. Dit is een juist antwoord, maar een dat hij waarschijnlijk niet echt begrijpt. Daarom was het “niet vlees en bloed dat hem dit openbaarde”, maar de Vader. Petrus is dus het beeld van onze tegenstellingen, van onze zones van schaduw en licht. Hij is het die aan de oever van het meer van Tiberias zal zeggen: “Ja, Heer, u weet dat ik van u hou”. Maar Hij is het ook die Christus zal verraden, door te zeggen: “Ik ken deze man niet”.
Dus, in plaats van te proberen te begrijpen, is het alsof dit Evangelie, door de figuur van Petrus, ons deze even eenvoudige als veeleisende raad toeschuift : laten we niet telkens opnieuw proberen onze buurman, onze partner, onze vrienden, onze ouders, onze kinderen perfect te begrijpen... Laten we niet proberen te ontcijferen wat ze meemaken. Laten we niettemin met hen mee (be)leven wat ze van zichzelf zelf proberen te begrijpen. Laten we hen vergezellen op hun eigen weg naar de waarheid.
De ander kennen, van hem houden, is niet die begrijpen.
En als dit waar is in onze menselijke relaties, dan is het des te meer waar met God. God kennen is niet proberen Hem te begrijpen. Het is plaats maken voor een wijze onwetendheid. En dit is de boodschap van de brief aan de Romeinen: “Hoe diep is de rijkdom, de wijsheid en de kennis van God! Zijn beslissingen zijn ondoorgrondelijk, zijn wegen zijn ondoordringbaar!”
Echt, elke relatie wordt dus meer gevoed door de nieuwsgierigheid die men opwekt in de andere dan door de zekerheid van door hem begrepen te worden.
"En wie denk je dat ik ben?" Deze vraag is voor ons allemaal. Het is aan ieder van ons om te antwoorden. Gelukkig zijn we dán, wanneer de Vader onze woorden inspireert, en we een hoge waardering hebben van de anderen en van onszelf. Amen.