Ondanks dat gegeven heb ik tot op vandaag nooit gehoord dat een koppel is samengekomen na een tête-à-tête aan een waterput. De godsdienstfilosoof Frédéric Lenoir stelt evenwel dat “in de Bijbel, liefdesontmoetingen dikwijls plaatsvinden bij een waterput. Het is vlakbij een put dat de dienaar van Abraham God vraagt de toekomstige vrouw van Isaak, de zoon van zijn meester, aan te duiden, en dat zijn oog valt op Rebekka. Het is vlakbij een put dat Jakob, zoon van Isaak, verliefd wordt op Rachel. Het is vlakbij een put dat Mozes zijn toekomstige vrouw Sippora ontmoet. En het is aan een put dat Jezus de Samaritaanse vrouw ontmoet, deze dame op zoek naar liefde, die er echter niet in slaagt een man te behouden of te behagen.”
De put als plaats is dus een belangrijk element in het verhaal dat we zonet hebben beluisterd. Maar er is nog een ander detail dat zeker niet overbodig is. Het is namelijk totaal abnormaal dat een vrouw water gaat putten op de middag, het warmste moment van de dag. In die tijd ging men water halen ’s ochtends of ’s avonds, wanneer de temperatuur iets milder is. Als de Samaritaanse zich op de middag naar de put begeeft, wil dat zeggen dat hier een specifieke reden toe is. Ze wil daar niet anderen, maar geheel alleen zijn. Want een put is bij uitstek de plaats waar mensen samenkomen, kletsen, en – maar al te dikwijls – roddelen. Zij, die vijf echtgenoten had gehad en samenleefde met een man met wie ze niet getrouwd was, was er zeker en vast voer voor discussie. Misschien had ze zelfs de echtgenoot verleid van een van de andere vrouwen die gewoonlijk naar de put kwamen. Op de middag was dus het ideale tijdstip voor haar om water te gaan putten, het enige uur waarop ze alleen was en geen beoordelende en veroordelende woorden van anderen moest aanhoren. Op de middag wist ze dat ze haar innerlijke eenzaamheid zou hervinden. “Een put, op de middag”: dit zijn dus geen onbelangrijke details, maar de plaats en de tijd die het begin aangeven van een liefdesverhaal. De Samaritaanse dorst naar liefde. Zoals elkeen wil zij bemind worden en zelf beminnen. Maar ze komt er niet toe. Jezus komt haar een uitzonderlijke liefde brengen, de liefde van de Vader, de enige liefde die in staat is de dorst van het menselijk hart te lessen. Wanneer we de zaak van dichtbij bestuderen, komen we dan niet tot het besluit dat ons hart een beetje is als een waterput? Wanneer we dit begrepen hebben, komen we er ons met graagte herbronnen. De liefde is als levend water, dat stroomt tot in het diepste van ons wezen. En we houden van de momenten waarop ook diegenen die wij beminnen er hun dorst komen lessen. Want tegelijk komen onze beminden onze waterput vullen met hun gevoelens, met hun tederheid, met hun invoelen en liefdevolle aandacht. Deze waterput zit stevig in ons verankerd. Het volstaat er naar terug te keren wanneer we er de nood toe voelen. Niets kan deze uit ons wegrukken: geen ouderdom of ziekte, niet onze fouten, dwalingen, of de keren dat we te ver zijn gegaan. Ons hart is die plaats van leven waar God ons vervoegt. Daar komt Hij bij ons, op een welbepaald moment, op de putrand van ons leven. Graag komt hij ons tegemoet aan de waterput van ons hart, op de middag, wanneer er niemand anders is zodat wij een beetje tijd kunnen nemen om intiem met Hem verbonden te zijn. In deze evangeliepassage, waarin nog zoveel dingen zouden gezegd kunnen worden, doet Gods Zoon ons ontdekken dat – wat ook onze levensstaat is hier op aarde – we allemaal uitgenodigd zijn aan het hemelse bruiloftsmaal, waar Vader en Zoon zich door de Geest en met ons allen in eenheid verbinden. Onze dorst naar liefde zal voor altijd gelest zijn wanneer wij Gods liefde voor ons ontdekt en aanvaard hebben. God heeft gekozen zich te verpozen op de putrand van ons hart. Laten we ons haasten en ernaar terugkeren, om er een slok te nemen van de bron met water dat eeuwig leven geeft. Amen.