De ware wijnstok
De beeldspraak van de wijnstok en de ranken is duidelijk. De wijnstok en de ranken hebben elkaar nodig. Maar er klinkt ook een waarschuwing. Wie niet presteert zoals het hoort wordt weggeworpen en in het vuur gegooid. Dat klinkt vrij streng, en je zou het van iemand als Jezus niet verwachten. Maar we weten dat de evangelist Johannes dit verhaal schrijft omstreeks het jaar 100. Dat is ruim 70 jaar na de dood van Jezus. Het mag dan ook niet verwonderen dat hij een eigen versie geeft van de persoon van Jezus. Dat wil zeggen dat het beeld dat Johannes doorgeeft zeker beïnvloed is door de politieke en religieuze situatie van zijn dagen.
Het zijn inderdaad moeilijke dagen voor de geloofsgemeenschap. Christenen worden vervolgd en gefolterd, zoals ten tijde van keizer Nero in het jaar 64. Er is het conflict tussen de joden en de christenen die voortaan gescheiden wegen gaan omdat hun visies over de persoon van Jezus niet compatibel zijn. En ten slotte zijn er intern in de gemeenschap van die dagen afwijkende meningen over wie Jezus eigenlijk is.
In die situatie schrijft Johannes zijn evangelie. Hij wil de betekenis van Jezus duidelijk maken. Daartoe legt hij hem woorden in de mond die zijn identiteit ondubbelzinnig moeten doorgeven aan mensen van het jaar 100. Velen onder hen hebben Jezus niet eens gekend. Zoals ook niemand van ons Jezus gekend heeft. Ook wij zijn aangewezen op wat men ons heeft voorgehouden.
Johannes aarzelt niet om Jezus voor te stellen als een buitengewone, ja zelfs bovenmenselijke figuur. Niet te verwonderen dat hieruit een persoon naar voor treedt die helemaal niet sympathiek overkomt. Juist integendeel. Hij roept ergernis op omwille van zijn arrogantie. Denk maar aan uitspraken als “Ik ben het licht van de wereld”,“Ik ben de goede herder”, “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”, en vandaag “Ik ben de ware wijnstok”. Het zijn niet Jezus’ woorden. Het zijn woorden die op rekening van de evangelist komen.