De preek van Anton Milh OP
Zusters en broeders, goede vrienden,
“Tommeke, Tommeke, Tommeke, wa doede nu?” zo moeten de ouders van Thomas van Aquino gedacht hebben toen hij op negentienjarige leeftijd besloot om over te gaan van de benedictijnen naar de dominicanen. Ze hebben hem nog ontvoerd, opgesloten in het familiekasteel: het mocht niet baten. Zijn keuze was er een voor een leven waarin zending en verkondiging voorop staan, dikwijls ten koste van teruggetrokkenheid en stilte. Een leven in de jachtige onzekerheid van de armoede, tegenover de weelderige stabiliteit van de abdijen. Een leven van studie: geen ijdele, ambitieuze verzameling van diploma’s, maar ten dienste van de gelovige gemeenschap, met als grondovertuiging dat wij God niet enkel op het spoor kunnen komen in de Schrift en in de sacramenten, maar ook in deze wereld met haar mensen.
Thomas, engelachtige doctor.
Thomas, kerkleraar.
Maar vandaag zie ik hem even voor mij als die Thomas van negentien jaar. Thomas, de dominicaan.
Thomas, medebroeder.
Geef ons je ideaal, geef ons je bezieling.
Thomas’ ideaal was er een van diepe menselijkheid, niet uit een humanistische overtuiging, maar theologisch gemotiveerd: omdat God iets ziet in die mensheid, voorbij haar fragiliteit; en Hijzelf voor ons één van ons is geworden. In zijn commentaar op het Johannesevangelie bespreekt Thomas uitvoerig de passage van de overspelige vrouw. Hij staat stil bij die merkwaardige wending, als een soort pauze in het verhaal: “Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond.” Waarom deed Jezus dit?
Thomas zegt dat Jezus zich buigt – de Zoon van God die neerdaalt tot bij ons en mens wordt – waaruit wij moeten afleiden dat indien wij rechtspreken, wij vriendelijkheid aan de dag moeten leggen: zo kom je je medemens tegemoet, naar het voorbeeld van God die ons tegemoet is gekomen.
Jezus schreef. Schrijven is het griffen van tekens, en dat is wat Jezus is komen doen hier op aarde: tekens stellen. Het Evangelie staat er bol van.
Jezus schreef, met zijn vinger. Een vinger is een beweeglijk en subtiel lichaamsdeel – Thomas noemt haar zelfs ‘discreet’ – en leidt hieruit af dat wij net zo flexibel en discreet met elkaar moeten omgaan.
En Jezus schreef, op de grond. Een terechte straf voor een begane misdaad moet met zekerheid, met duidelijkheid worden uitgesproken, en dus geschreven staan. Maar het was de Oude Wet die geschreven was in harde steen. De Nieuwe Wet is geschreven in aarde, wat spreekt van haar zoetheid en zachtheid, wat spreekt van de goddelijke barmhartigheid.
Wat een theologische én menselijke commentaar op dit Evangelie!
Ik zie Thomas, aan het einde gekomen van zijn korte leven hier op aarde. Op het feest van Sint Nicolaas in het jaar 1273 doet hij tijdens de viering van de eucharistie een ongewoon krachtige ervaring op. Hij weigert nog theologische teksten te dicteren aan zijn secretaris, zeggende dat alles wat hij geschreven had, hem nu scheen als stro. Zijn magnum opus, de Summa theologiae, blijft onafgewerkt. De Voorzienigheid heeft bijzonder goed werk verricht, door de reliek van Sint Thomas op precies deze zondag bij ons te brengen, nu wij lezen in de Filippenzenbrief: “Ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Jezus Christus kennen gaat alles te boven. Om Christus heb ik alles prijsgegeven en houd ik alles voor afval als het er om gaat Hem te winnen en één te zijn met Hem.” Thomas’ theologische werk bracht hem ‘maar zover’. Een nieuwe etappe was nu aangebroken, om Christus nog intenser te leren kennen. De broeder van het gesproken en het geschreven Woord ging in de laatste maanden van zijn leven alsnog een weg van stilte.
Thomas, we zien je hier nu voor ons liggen. Met de verering van deze schedel, dit hoofd – en wat een hoofd! – doen wij niet aan een dodencultus. Wij brengen God eer, de Schepper ervan, Hij die zich naar ons toebuigt, Hij die onder ons tekens stelt, Hij die barmhartigheid en genade schenkt, aan de overspelige vrouw, aan ons allen.
Hij is het die heeft gewerkt in jou, Thomas, in je daden, je woorden… ook in je stilte. Rond dit stoffelijk overschot klinken opnieuw de woorden van Paulus, krachtiger dan ooit, met deze schedel worden ze haast tastbaar: “Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met zijn lijden, ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden.” Dieper doordringen in het mysterie van sterven en verrijzen. Daartoe worden wij uitgenodigd nu wij samen opgaan naar de Goede Week en het hoogfeest van Pasen. Moge de krachtige voorspraak van de heilige broeder Thomas ons daarbij helpen. Amen.