De dominicanen deden al vóór de stichting van de universiteit (1425) aan theologie in Leuven, in hun klooster (opgericht in 1234), dat in 1447 formeel onderdeel werd van de nieuwe hogeschool. In het midden van de zeventiende eeuw kwamen er twee nieuwe predikherenkloosters bij in Leuven, van de Ierse en Engelse broeders, plus een dominicanessenklooster uit de Noordelijke Nederlanden. Dit laatste werd opgedoekt onder het bewind van keizer-koster Jozef II. Kort nadien, in de Franse tijd, moesten ook de broeders (en de universiteit) hun deuren sluiten, maar de zonen en dochters van Dominicus keerden vanaf het midden van de negentiende eeuw weer terug naar de Dijlestad.
Over deze eeuwenlange dominicaanse aanwezigheid in Leuven ging het in de bijdragen van de tien sprekers – een internationaal gezelschap, afkomstig uit België, Groot-Brittannië, Ierland, Italië en de Verenigde Staten.
Dominicanen in 3D
De bijdragen over het ancien régime spitsten zich toe op de vroegmoderne periode. Ramon Kenis en Joris van der Steen (Leuvens Historisch Genootschap) brachten de middeleeuwse en vroegmoderne materiële cultuur van Leuvense dominicanen tot leven met 3D-videoreconstructies van de kloosters op het Hertogeneiland, Terbank en het Iers college. Jarrik Van Der Biest (KU Leuven) presenteerde een ‘boekarcheologische’ studie naar notities die de dominicaan Johannes Loemelensis in de jaren 1560 maakte van bijbelcolleges van Michael Baius. Loemelensis werkte later allicht in het bisdom Doornik, en het vooruitzicht van disputaties met calvinisten – en de taak om katholieken apologetisch weerbaar te maken – deed hem bij Baius op zoek gaan naar een Bijbelse theologie die in het eigen studiehuis vermoedelijk minder op de voorgrond stond.
Conor McDonough, o.p. (University of Galway) sprak over het Iers college, één van een netwerk van Ierse priesterseminaries die zich na de ‘Tudor Conquest’ van het vaderland in katholiek Europa vestigden. Als centrum van Ierse cultuur stonden de dominicanen van dit college altijd wat in de schaduw bij hun franciscaanse medeballingen, maar hun klooster was wel een plek waar medebroeders uit de twee Ierse nationes – Gaelic-Iers en Anglo-Iers – een nieuwe identiteit smeedden, rond fides et patria.
Simon Francis Gaine, o.p. (Angelicum) toonde aan dat de achttiende-eeuwse theologische productie van het Engels college – uiteraard – thomistisch was, maar tegelijkertijd een opmerkelijke voorkeur voor historische en natuurwetenschappelijke onderwerpen aan de dag legde. Het roept de vraag op of dit klooster een centrum van katholieke verlichting genoemd kan worden.