Petrus – zijn feestdag is 4 juni – werd in 1205 geboren in Verona, Noord-Italië, uit kathaarse ouders. Op zijn vijftiende jaar ging hij over naar de georganiseerde kerk en spoedig daarna trad hij in bij de dominicanen, die nog maar net bestonden. De orde der predikers vormden een strenge orde met vaak zeer geleerde leden, die sober leefden en door prediking de ketterij bestrijdend.
Wat kon een idealist als Petrus zich beter wensen? Zijn boetedoening, naastenliefde en welsprekendheid werden hoog geprezen. In Noord-Italië trok hij van dorp naar dorp om het ‘ware geloof’ te verkondigen vanaf de kansel, op de trappen van de kerk of het dorpsplein. Het volk vereerde hem, maar de duizenden ‘goede christenen’, zoals de katharen zich noemden, zagen in hem een verlengstuk van het machtsinstituut van de rooms-katholieke kerk.