Article header background
Terug naar overzicht

Michael-Dominique Magielse

image

Paulus als gevangene naar Rome | Schipbreuk


image

Foto: Pixabay

Handelingen der Apostelen 27, 1-44

Paulus als gevangene naar Rome | Schipbreuk

1Toen onze afvaart naar Italië bepaald was, stelde men Paulus en enige andere gevangenen in handen van Julius, een honderdman van de cohort Augusta. 2We gingen aan boord van een schip uit Adramyttium, dat de kustplaatsen van Asia zou aandoen, en staken in zee. Aristarchus, een Macedoniër uit Tessalonica, vergezelde ons. 3De volgende dag liepen we Sidon binnen, waar Julius, die Paulus menslievend behandelde, hem toestond zijn vrienden op te zoeken om zich te laten verzorgen. 4Vandaar weer uitgevaren zeilden we, omdat de wind tegen zat, dicht langs Cyprus, 5voeren langs de kust van Cilicië en Pamfylië en landden te Myra in Lycië. 6Daar vond de honderdman een schip uit Alexandrie, dat op weg was naar Italië, en bracht ons daarop over. 7Toen we verscheidene dagen slechts langzaam vooruitkwamen en met moeite ter hoogte van Knidus geraakten, omdat we de wind niet mee hadden, 8zeilden we onder Kreta door langs Salmone, waar we ternauwernood omheen kwamen, en bereikten een punt dat Goede Rede heette, waarbij de stad Lasea lag. 9Omdat er veel tijd verstreken was en de vaart al niet zonder gevaar werd - de vasten was immers al voorbij - waarschuwde Paulus 10hen met de woorden: “Mannen, ik zie dat verder zeilen niet zonder gevaar zal zijn en grote schade zal toebrengen niet alleen aan lading en schip, maar ook aan ons.” 11De honderdman had echter meer vertrouwen in de stuurman en de kapitein dan in Paulus’ woorden. 12Omdat de haven niet erg geschikt was om er te overwinteren, gaven de meesten dan ook de raad weg te varen om zo mogelijk Fenix te bereiken, een haven op Kreta, die openligt naar het zuidwesten en noordwesten, en daar te overwinteren.

13Toen er een zuidenwind opstak, meenden ze van het slagen van hun plan verzekerd te zijn, lichtten het anker en voeren vlak onder de kust van Kreta. 14Het duurde echter niet lang of er sloeg van het eiland een stormwind neer, de zogenaamde Eurakylon. 15Daar het schip werd meegesleurd en de kop niet op de wind kon houden, moesten we het opgeven en lieten ons meedrijven. 16Toen we onder de beschutting voeren van een eilandje, Klauda geheten, slaagden we er met moeite in de sloep te bemachtigen, 17en omhoog te halen. Toen troffen ze noodvoorzieningen door kabels om het schip vast te sjorren. Uit vrees op de Syrte geworpen te worden, haalden ze de takelage neer en lieten zich zo drijven. 18De storm teisterde ons geweldig en daarom zette men de volgende dag het een en ander over boord 19en de derde dag gaf men eigenhandig het scheepstuig prijs. 20Verscheidene dagen waren zon noch sterren te zien; er bleef een hevige stormwind staan en zo vervloog voor ons elke verdere hoop op redding. 21Daar ze reeds lang niet meer aten, trad Paulus op hen toe en zei: “Mannen, men had naar mij moeten luisteren, en niet van Kreta moeten wegvaren; dan zou men zich deze overlast en dit verlies hebben bespaard. 22Maar zelfs in deze omstandigheden spoor ik u aan moed te houden. Het leven van geen uwer zal verloren gaan, maar alleen het schip. 23Vannacht verscheen mij een engel van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien, 24en deze zei: Wees niet bevreesd, Paulus; gij moet voor de keizer verschijnen en daarom heeft God u het leven van allen die met u op het schip zijn, genadig in handen gegeven. 25Houdt dus goede moed, mannen, want ik heb vertrouwen op God, dat het zo zal gebeuren als mij gezegd is. 26We moeten echter op een of ander eiland stranden.”

27Toen dan de veertiende nacht aanbrak van ons rondzwalken op de Adriatische Zee, meenden de matrozen tegen middernacht dat er land in de buurt kwam. 28Met het dieplood peilden zij twintig vadem; iets verder wierpen ze opnieuw het dieplood uit en peilden vijftien vadem. 29Uit vrees dat we ergens op de riffen zouden lopen, lieten ze van de achtersteven vier ankers vallen, in spanning wachtend op het aanbreken van de dag. 30De matrozen probeerden van het schip weg te komen en zetten de sloep uit onder voorwendsel, dat ze van de voorsteven ankers wilden uitbrengen. 31Maar Paulus zei tegen de honderdman en de soldaten: “Als dezen niet aan boord blijven, kunt gij niet gered worden.” 32Daarop kapten de soldaten de kabels van de sloep en lieten deze in zee vallen. 33In afwachting van de dageraad spoorde Paulus allen aan iets te eten en zei: “Vandaag is het al veertien dagen, dat ge maar steeds in afwachting zijt zonder te eten of iets te gebruiken. 34Daarom raad ik u aan wat te eten, want dat komt de redding ten goede. Niemand van u zal een haar op het hoofd gekrenkt worden.” 35Na deze woorden nam hij brood, dankte God in tegenwoordigheid van allen, brak het en begon te eten. 36Toen vatten allen weer moed en namen ook voedsel. 37We waren aan boord, allen meegerekend, met tweehonderdzesenzeventig man. 38Nadat ze voldoende gegeten hadden, maakten ze het schip lichter door het koren in zee te werpen. 39Toen het dag werd, herkenden ze het land niet, maar bespeurden een inham met een strand en beraadslaagden of ze het schip daar op konden laten lopen. 40Ze kapten de ankers en gaven ze prijs aan de zee; tegelijk maakten ze de handen van de stuurriemen los, hesen de fok voor de wind en hielden op het strand aan. 41Zij kwamen terecht op een zandbank en lieten het schip daarop vastlopen. De voorsteven stootte op de grond en bleef onbeweeglijk zitten, terwijl de achtersteven afbrak door de kracht van de golven. 42De soldaten besloten de gevangenen te doden, opdat niemand zou wegzwemmen en ontsnappen. 43Maar de honderdman, die Paulus wilde redden, verhinderde hun toeleg. Hij beval allen die konden zwemmen het eerst over boord te springen om aan land te komen, 44terwijl de overigen op planken of ander scheepstuig zouden volgen. Zo bereikten allen veilig en wel vaste grond.

Er gloort hoop

We naderen het eind van het boek Handelingen, en Paulus nadert zijn einddoel: Rome. Maar voor het zover is komen we terecht in een boeiend reisverslag van Paulus van Caesaréa naar Italië. God wil Paulus in Rome hebben om voor de keizer getuigenis af te leggen van wie God is. Lucas presenteert ons een levendig reisverslag van de boottocht. Paulus heeft wel vaker op zee gereisd zo hebben we gelezen in Handelingen, maar niet eerder kregen we zo’n gedetailleerd verhaal.

Een tafereel van een storm op het water is ons niet vreemd in de bijbel. Het komt op diverse plekken voor. En net als in het hoofdstuk van vandaag klinken ook elders bemoedigende woorden: ‘wees niet bang’. Woorden van God die met Paulus, en met ons, is begaan. Het verhaal van de stormachtige boottocht van Paulus leest dan misschien als een spannend reisverhaal, het heeft een diepere betekenis.

“Ook ons leven kent stormachtige periodes. Die kunnen soms onverwacht de kop opsteken: juist op momenten dat we er niet op bedacht, niet op voorbereid zijn.”

Lucas wil laten zien hoe het geloof van een enkele man – Lucas – een grote verandering teweeg kan brengen in de levens van de mensen die met hem op reis zijn. Paulus is degene die raad geeft na de boodschap die hij van God heeft ontvangen. Hij bemoedigt en handelt in elk opzicht uit naam van God te midden van de onrust van de gevaarlijke overtocht, een reis die vol van vals vertrouwen en angst is.

Ook ons leven kent stormachtige periodes. Die kunnen soms onverwacht de kop opsteken: juist op momenten dat we er niet op bedacht, niet op voorbereid zijn. Het kan ons angstig maken en ons vertrouwen wordt op de proef gesteld. In een tijd waarin ikzelf getroffen word door de ziekte en onzekerheid en bij een dierbare persoon in mijn omgeving kom ik geregeld bij een relatief jonge vrouw die ongeneeslijk ziek is. Ze lijdt, heeft pijn en uitzicht op genezing is er niet meer. Maar ze heeft een rotsvast geloof en heeft daardoor berusting kunnen vinden in haar lot. Hoewel ik degene ben die haar geestelijke bijstand kom brengen, bemoedigt zij op haar beurt door haar sterke en authentieke geloofsgetuigenis juist mij. Ze is een Paulus van deze tijd.

Het verhaal van Paulus loopt goed af. Allen die met hem meegereisd zijn komen behouden aan land. Dat is een hoopvol einde, ook voor ons als wij in geestelijk opzicht zwemmen of ons vastklampen aan een drijvend stuk hout. Als het voelt alsof we geen vaste grond meer onder onze voeten hebben. We mogen er dan op vertrouwen dat we als Gods kinderen een veilige eindbestemming zullen hebben: het hemels Vaderhuis waar die jonge vrouw zo naar verlangt. Dat telt niet meer een veilige en zekere reis, maar enkel nog Gods genade.

Hartelijk dank dat u samen met Resurrexit deze 50 dagen bent opgetrokken !
Wilt u onze projecten steunen? Elke gift, groot of klein, is welkom – vanuit uw hart.
De Paters Dominicanen VZW : BE59 4310 6000 0126
Mededeling: “Gift voor Resurrexit” (of voor een ander project naar uw keuze)