Handelingen van de Apostelen 18, 12-28
Paulus bij Gallio | Terug naar Antiochië | Apollos in Efese en Korinthe
12Onder het proconsulaat echter van Gallio in Achaïa keerden de Joden zich als één man tegen Paulus en brachten hem voor de rechtbank. 13Zij verklaarden: “Deze man tracht de mensen over te halen tot onwettige godsverering.” 14Paulus wilde juist iets zeggen, toen Gallio de Joden antwoordde: “Als het ging over een of ander onrecht of ernstig misdrijf, Joden, zou ik u vanzelfsprekend geduldig aanhoren. 15Maar zijn het twisten over een woord, over namen en over die Wet van u, dan moet gij zelf maar zien. Daarover wil ik geen rechter zijn.” 16Hij joeg ze van zijn rechterstoel weg. 17Nu wierpen allen zich op Sóstenes, de overste van de synagoge, en gaven hem voor de rechterstoel een pak slaag. Gallio trok er zich niets van aan. 18Paulus bleef daar nog vele dagen, nam toen afscheid van de broeders en ging in gezelschap van Priscilla en Áquila scheep naar Syrië. Eerst had hij in Kenchreeën zijn hoofdhaar laten afknippen, want hij stond onder gelofte.
19Zij kwamen te Éfeze en daar verliet hij hen. Zelf ging hij naar de synagoge om er te disputeren met de Joden. 20Toen zij hem vroegen wat langer te blijven, ging hij daar niet op in, 21maar bij het afscheid zei hij: “Als God het wil, kom ik nog eens bij u terug.” Hij voer weg van Éfeze 22en kwam in Caesarea, ging naar de stad, begroette de gemeente en begaf zich op weg naar Antiochië. 23Hij verbleef daar enige tijd, vertrok toen weer en maakte een rondreis achtereenvolgens door de landstreek Galatië en door Frygië om er alle leerlingen te sterken. 24Intussen was in Éfeze een Jood aangekomen, Apollos, een Alexandrijn van afkomst en een welsprekend man, die doorkneed was in de Schriften. 25Hij had onderricht ontvangen in de weg des Heren, sprak vol geestdrift en gaf in bijzonderheden onderricht over alles wat Jezus betrof, hoewel hij alleen het doopsel van Johannes kende. 26Ook begon hij vrijmoedig in de synagoge op te treden. Nadat Priscilla en Áquila hem gehoord hadden, namen ze hem mee en legden hem de weg van God nauwkeuriger uit.
27Toen hij wilde doorreizen naar Achaïa, zonden de broeders aan de leerlingen een brief met het verzoek hem goed te ontvangen. Daar aangekomen was hij door zijn genadegave van veel nut voor de gelovigen, 28want krachtig weerlegde hij in het openbaar de Joden door aan de hand van de Schriften te bewijzen, dat Jezus de Messias was.