Article header background
Terug naar overzicht

Erik Borgman

image

Paulus in Athene


image

Foto: Wikimedia

Handelingen van de Apostelen 17, 16-34

16Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, werd hij pijnlijk getroffen door de vele afgodsbeelden die hij in de stad zag. 17Hij ging nu disputeren niet alleen in de synagoge met de Joden en de godvrezenden, maar ook dagelijks op de markt met de mensen die daar toevallig waren. 18Ook enige Epicurische en Stoïsche wijsgeren kwamen met hem in aanraking. Er waren er die zeiden: “Wat wil die kletser eigenlijk beweren?” En anderen: “Hij lijkt een prediker van hogere wezens die hier onbekend zijn.” Dit kwam omdat hij Jezus en de verrijzenis verkondigde. 19Zij klampten hem aan, brachten hem naar de Areopagus en vroegen: “Mogen we weten wat dit voor een nieuwe leer is, die door u voorgedragen wordt?” 20Gij vertelt dingen die ons vreemd in de oren klinken en we zouden dus graag vernemen wat die betekenen.” 21Want alle Atheners en de vreemdelingen die in hun stad woonden, verdreven het liefst hun tijd met het vertellen en het aanhoren van de laatste nieuwtjes.

22Paulus ging midden op de Areopagus staan en nam het woord.: “Mannen van Athene, ik zie aan alles hoe diep godsdienstig gij zijt. 23Want toen ik rondliep en bekeek wat gij zoal vereert, ontdekte ik zelfs een altaar met het opschrift: Aan een onbekende god. Welnu, wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. 24De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is. Hij die de Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels. 25Ook wordt Hij niet door mensenhanden verzorgd, alsof Hij iemand nodig heeft, want Zelf geeft Hij aan ieder leven en adem, ja alles. 26Heel het mensengeslacht deed Hij uit een ontstaan, om de gehele oppervlakte van de aarde te bewonen, waarbij Hij de seizoenen vaststelde, en de grenzen van hun woongebied, 27opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastende zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons. 28Want door Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn; zoals sommige van uw eigen dichters hebben gezegd: Want wij zijn van zijn geslacht. 29Als wij dus tot Gods geslacht behoren, moeten we niet menen dat het goddelijke gelijken zou op goud of zilver of steen, op een voortbrengsel van menselijke kunde en vernuft. 30Zonder acht te slaan op die tijden van onwetendheid laat God thans aan de mensen de boodschap brengen, dat zij zich allen en overal moeten bekeren. 31Hij heeft immers een dag vastgesteld, waarop Hij de wereld naar rechtvaardigheid gaat oordelen door een man die Hij daartoe heeft bestemd. Aan allen gaf Hij het bewijs daarvan door Hem uit de doden te doen opstaan.”

32Maar toen zij van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen daarmee, terwijl anderen zeiden: “Daarover zullen wij u bij gelegenheid nog wel eens horen.” 33Zo ging Paulus van hen weg. 34Toch sloten sommigen zich bij hem aan en kwamen tot het geloof, onder wie Dionysius de Areopagiet en een vrouw die Dámaris heette, en nog anderen.

Paulus in Athene

Wat jullie zonder het te kennen vereren, dat kom ik jullie verkondigen’: met deze zin spreekt Paulus de Atheners aan. Hij zegt dus niet: wat jullie niet hebben, maar eigenlijk niet kunnen missen, dat kom ik jullie geven. Het is de ervaring van veel missionarissen: ik dacht dat ik God kwam brengen, maar God bleek er al lang te zijn. Niet alleen in de gaven van de aarde, de vruchtbaarheid van de grond, de liefde van mensen voor elkaar. Ook in de religieuze praktijken. Daarin vereren mensen al wat zijn niet echt kennen. Wat uiteindelijk niemand echt kent. God woont niet in een door mensenhanden gemaakte tempel, zegt Paulus, God is de ruimte waarin wij leven, bewegen en zijn en die daarom niet ver van ons is. Dat is niet te bevatten, dat omvat ons en geeft ons een plaats een plaats te midden van de andere schepselen. Dat is onze redding.

Daarom blijft verkondiging van belang, juist omdat wij God niet kunnen doorgronden en kunnen omvatten, juist omdat wij God niet kunnen kennen. Want deze onkenbaarheid, dat is kennen. De Middeleeuwse dominicaan en theoloog Thomas van Aquino heeft dat letterlijk zogezegd: ‘aan het einde van ons kennen, kennen wij God als onkenbaar.’ Ons eigen beperkte perspectief is dus niet het enige, wat wij voor elkaar weten te krijgen put de mogelijkheden niet uit, de plannen die wij mensen maken en weten te realiseren bepalen de gang van de geschiedenis niet. God-zij-dank, zou ik zeggen: dan is het tenminste nog mogelijk dat onze gewonde aarde herstelt. en zijn er nog mogelijkheden voor vrede, nu onze oorlogstaal niet allesbepalend blijkt te zijn. Juist in de veelheid van crisissen, zoals wij die op dit moment beleven, wordt opnieuw duidelijk dat alleen een onkenbare en ongrijpbare God ons kan helpen.

Maar wat valt er dan te verkondigen? Dat de God waarnaar mensen vaak ondanks zichzelf naar blijven verlangen ons draagt, omvat en doordringt met zijn liefdevolle blik. Dat deze God bestaat. Dat ons ‘Goddank’, ons ‘O, mijn God’ en zelfs ons ‘Godver’ niet in de leegte worden geroepen, maar al voor ze worden uitgesproken gedragen worden door God, die, zoals de profeet Jesaja zegt, met de nood van zijn mensen zelf in nood is en hen in en door deze nood heen draagt.

Dat is de God die is belichaamd door de Jezus die Paulus verkondigt, Jezus in wie God zelfs onze dood heeft gedragen opdat wij zouden leven. Een God met een onbegrijpelijke liefde en een onuitputtelijke goedheid die ons doet leven, bewegen en zijn, en ons daartoe steeds weer doet opstaan.