Handelingen van de Apostelen 13, 13-43
Te Antiochië in Pisidië
3Het gezelschap van Paulus voer nu weg uit Pafos en begaf zich naar Perge in Pamfylië; daar scheidde Johannes zich van hen af en keerde naar Jeruzalem terug. 14Van Perge reisden ze verder en bereikten Antiochië in Pisidië, waar zij op de sabbat de synagoge binnengingen en plaatsnamen. 15Na de voorlezing van de Wet en de Profeten lieten de oversten van de synagoge hun zeggen: “Mannen, broeders, indien ge een opwekkend woord tot het volk te zeggen hebt, spreekt dan.” 16Paulus stond op, wenkte met de hand en zei: “Mannen van Israël en godvrezenden, luistert. 17De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk groot gemaakt tijdens het verblijf in Egypte en het met machtige hand daarvan weggevoerd. 18Ongeveer veertig jaar heeft Hij hen in de woestijn met zorgen omringd, 19waarna Hij zeven volkeren in Kanaän vernietigde, en hun het land in bezit gaf. 20Dit omvatte ongeveer vierhondervijftig jaren. Daarna gaf Hij hun rechters; dit duurde tot aan de profeet Samuel. 21Hierna vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin: veertig jaar lang. 22Nadat Hij hem verworpen had, verhief Hij David tot hun koning. Van deze gaf Hij het getuigenis: Ik heb David gevonden, de zoon van Isaï, een man naar mijn hart, die mijn wil in alles zal volbrengen. 23Uit diens nakomelingschap heeft God volgens belofte voor Israël een Verlosser doen voortkomen, Jezus, 24nadat reeds Johannes voor zijn optreden een doopsel van bekering aan heel het volk van Israël had gepredikt. 25Toen Johannes aan het einde van zijn loopbaan was, zei hij: Wat ge meent dat ik ben, ben ik niet; maar na mij komt iemand, wiens schoeisel ik niet waard ben los te maken. 26Mannen, broeders, zonen uit Abrahams geslacht en godvrezenden onder u: tot ons is dit woord van verlossing gezonden. 27Want doordat de inwoners van Jeruzalem en hun overheden Hem niet erkend maar veroordeeld hebben, deden zij de uitspraken van de profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, in vervulling gaan. 28Ofschoon ze geen enkele rechtsgrond voor de doodstraf konden vinden, hebben ze van Pilatus geëist dat Hij ter dood gebracht werd. 29Toen ze alles hadden voltrokken wat over Hem geschreven staat, namen ze Hem van het kruishout en legden Hem in een graf. 30Maar God wekte Hem uit de doden op 31en gedurende vele dagen verscheen Hij aan degenen die Hem van Galilea naar Jeruzalem hadden vergezeld. Dezen zijn nu getuigen van Hem voor het volk. 32Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de belofte aan de vaderen gedaan, 33voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt. 34En dat Hij Hem uit de doden heeft doen verrijzen om niet meer tot het bederf terug te keren, heeft Hij aldus uitgedrukt: Ik zal voor u vervullen de heilige en betrouwbare beloften die Ik aan David gedaan heb. 35Daarom zegt Hij nog op een andere plaats: Gij zult uw Heilige het bederf niet laten zien. 36Nu dan: nadat David tijdens zijn leven aan Gods beschikking onderworpen was geweest, is hij ontslapen. Hij is bij zijn vaderen bijgezet en hij heeft het bederf gezien; 37maar Hij die God deed verrijzen, heeft het bederf niet gezien. 38Weet dan, mannen broeders, dat aan u wordt verkondigd dat ge door Hem vergiffenis van zonden kunt verkrijgen; de volledige rechtvaardiging die ge in de Wet van Mozes niet hebt kunnen vinden, 39zal ieder die gelooft verwerven in Hem. 40Zorgt er dus voor, dat op u niet van toepassing wordt wat in de profeten gezegd is: 41Ziet toe, hooghartigen, weest verbaasd en gaat te gronde, want in die dagen verricht Ik een werk, dat gij niet zoudt geloven als iemand het u vertelde.” 42Toen ze naar buiten gingen, nodigde men hen uit om de volgende sabbat over hetzelfde onderwerp tot hen te komen spreken. 43Na afloop van de dienst in de synagoge liepen vele Joden en godvrezende proselieten met Paulus en Barnabas mee; deze spraken hen toe en drongen er bij hen op aan in de genade van God te volharden.