Article header background
Terug naar overzicht

Jozef Essing

image

Terugreis naar Jeruzalem


image

De profetie van Agabus, door schilder Louis Cheron. Wikmedia.

Handelingen van de Apostelen 21, 1-16

1Nadat wij ons van hen hadden losgerukt en waren weggevaren, koersten we rechtstreeks naar Kos, de volgende dag naar Rodos en vandaar naar Patara. 2Nadat we hier een schip gevonden hadden dat zou oversteken naar Fenicië, gingen we aan boord en kozen zee. 3We kregen Cyprus in zicht, maar lieten het links liggen, voeren door naar Syrië en liepen de haven van Tyrus binnen, want daar moest het schip zijn lading lossen. 4We zochten de leerlingen op en bleven daar zeven dagen. Door de Geest gedreven waarschuwden zij Paulus niet naar Jeruzalem scheep te gaan. 5Maar toen onze dagen verstreken waren, reisden wij verder, terwijl allen met vrouwen en kinderen, ons wegbrachten tot buiten de stad. Op het strand knielden wij neer, baden 6en namen afscheid van elkaar. Toen wij aan boord gegaan waren, keerden zij naar huis terug. 7Na Tyrus legden wij het laatste stuk van onze zeereis af en liepen Ptolemaïs binnen. Wij gingen daar de broeders begroeten en bleven een dag bij hen.

8‘s Anderendaags verlieten we de stad en kwamen in Caesarea aan. Hier gingen we naar het huis van de evangelist Filippus, een van de zeven en namen bij hem onze intrek. 9Hij had vier ongehuwde dochters, die de gave van profetie bezaten. 10Tijdens ons verblijf aldaar, dat verscheidene dagen duurde, kwam er een profeet uit Judea, een zekere Agabus. 11Hij trad op ons toe, pakte de gordel van Paulus, bond zich daarmee de handen en voeten en sprak: “Dit zegt de heilige Geest: Zo zullen de Joden in Jeruzalem de man aan wie deze toebehoort, binden en overleveren in de handen der heidenen.” 12Toen we dit hoorden, verzochten wij en ook de gelovigen die daar woonden hem dringend niet naar Jeruzalem te gaan. 13Daarop antwoordde Paulus: “Waarom tracht ge met uw tranen mijn hart te vermurwen? Ik ben immers bereid mij te Jeruzalem niet allen te laten boeien, maar er zelfs te sterven voor de naam van de Heer Jezus.”

14Daar hij zich niet liet overreden, berustten we er in en zeiden: “De wil des Heren geschiede.” 15Toen de dagen van ons verblijf verstreken waren, maakten wij ons reisvaardig en gingen naar Jeruzalem. 16Ook enkele leerlingen van Caesarea trokken met ons mee en brachten ons bij een zekere Mnason uit Cyprus, een leerling uit de eerste tijd, bij wie wij te gast zouden zijn.

Terugreis naar Jeruzalem

In de donkerste periode van het communistisch regiem in Tjecho - Slowakije, toen de Praagse lente de grond was ingedrukt door Russische tanks en toneelschrijver Vraclav Havel - de latere president – was opgesloten in de gevangenis, sprak een West-Duitse journalist met hem via geluidsbanden die door het IJzeren Gordijn heen werden gesmokkeld. Het ging over hoop: hoe houd je het vol in uitzichtloze situaties. Havel zei: De hoop steunt niet op de wereld buiten maar is een toestand van de geest. Ik hoop niet omdat ik weet dat mijn onderneming succes zal hebben. Het is eerder ons vermogen om ons in te zetten voor iets omdat het goed is.
Hoe ongunstiger de situatie, des te intenser is deze hoop. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht de afloop.

De hoop is geen softe toestand van lief en aardig zijn in de verwachting daarmee succes te behalen en profijt voor jezelf. De hoop is een kracht van een geest die zich open stelt voor het appel van het goede en dan gewaar wordt welke power daarin schuilt. Het doet me denken aan de ervaring, decennia eerder, van Dag Hammerskjöld die als secretaris generaal van de Verenigde Naties met gevaar voor eigen leven trachtte te bemiddelen in gewapende conflicten - een aanslag haalde het toestel waarin hij reisde neer. In zijn dagboek, dat gevonden werd na zijn dood staat te lezen ‘Niet ik koos de opdracht; de opdracht koos mij.

Ik zie dit ook gebeuren in het boek Handelingen. Vrienden van Paulus proberen hem – goedbedoeld – af te brengen van zijn plan om naar Jeruzalem af te reizen. Zijn vijanden staan hem daar al op te wachten: om hem uit te leveren aan de Romeinen en hem zo uit te schakelen. ‘Ga er niet heen’, is het dringend advies. Maar hij wil daar niet van horen: ‘Ik ben niet alleen bereid me in Jeruzalem gevangen te laten nemen, maar ook om er te sterven omwille van de naam van de Heer Jezus.’

De angst klampt zich vast aan eigen profijt of prestige; - ze blijken geen vaste bodem , eerder drijfzand. Daar tegenover staat een mens die zich heeft laten grijpen door een appèl dat hem daar bovenuit tilt, door Jezus van Nazareth, wiens bewogenheid om mensen door geen macht ter wereld is tegen te houden, zelfs niet de dood.

Hier staat een mens die zich niet meer bang terughoudt.
Zou ik ook die mens kunnen zijn?