Handelingen van de Apostelen 16, 1-15
1Vervolgens bezocht hij Derbe en Lystra. Er was daar een leerling, Timóteüs genaamd, de zoon van een gelovig geworden joodse vrouw, maar van een Griekse vader. 2Omdat hij een goede naam had bij de broeders van Lystra en Ikonium, 3wenste Paulus hem als reisgezel. Omwille van de Joden die in die streek woonden, liet hij hem besnijden, want iedereen wist dat zijn vader een Griek was. 4In de steden waar zij doorkwamen, kondigden zij voor de gelovigen de besluiten af, die genomen waren door de apostelen en oudsten in Jeruzalem. 5Zo werden de gemeenten versterkt in het geloof en ze namen met de dag in omvang toe. 6Daarna trokken ze door Frygië en de landstreek Galatië, omdat zij door de heilige Geest ervan weerhouden waren het woord te verkondigen in Asia.
7In Mysië gekomen maakten zij aanstalten om naar Bitynië te reizen, maar de Geest van Jezus stond hun dit niet toe. 8Zij trokken dus door Mysië en gingen naar Troas. 9Daar had Paulus ‘s nachts een visioen; er stond een Macedoniër voor hem die hem smeekte: “Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp.” 10Na zijn visioen zochten wij onmiddellijk een gelegenheid om naar Macedonië te vertrekken, want we maakten er uit op, dat God ons geroepen had om hun het Evangelie te verkondigen. 11Wij voeren dus af van Troas en koersten eerst naar Samotráke, de volgende dag naar Neápolis 12en vandaar naar Filíppi, een stad in het eerste district van Macedonië en een kolonie. In die stad bleven we enkele dagen. 13Op de sabbat begaven we ons buiten de poort naar de rivieroever, waar we dachten dat een bedehuis was. Wij zetten ons neer en spraken de vrouwen toe, die er bijeengekomen waren. 14Ook een zekere Lydia uit de stad Tyatíra, die purperen stoffen verkocht - zij was een godvrezende -, hoorde toe en de Heer maakte haar hart ontvankelijk voor wat door Paulus gezegd werd. 15Nadat zij en haar huisgenoten gedoopt waren, nodigde ze ons uit en zei: “Als ge van oordeel zijt dat ik werkelijk in de Heer geloof, komt dan in mijn huis en neemt daar uw intrek.” En zij drong er bij ons sterk op aan.