Door de bul van 1 september 1568, uitgevaardigd door de dominicaanse paus Pius V, werd het college van de biechtvaders van de Santa Maria Maggiore opgericht. Het was de tijdsperiode na het Concilie van Trente. Op velerlei terreinen waren hervormingen in de Kerk noodzakelijk met als uitgangspunt de decreten van het Concilie. Een terrein dat om een betere organisatie vroeg was dat van de biechtpraktijk in de pauselijke basilieken.
Tot dan toe waren de biechtvaders van de S. Maria Maggiore afkomstig uit de kring van de wereldgeestelijken en uit verschillende religieuze ordes. Pius V wilde een betere coördinatie garanderen door hun aantal van twaalf te verminderen tot zes en de praktijk toe te vertrouwen aan één religieuze orde, de dominicanen. De Romeinse provincie kreeg de opdracht om in de persoon van de provinciaal of van de prior van het Minervaklooster als zijn vicaris voor een goede uitvoering van de bul zorg te dragen.
Bijna 250 namen tot nu toe
Vanaf die tijd zien we in de S. Maria Maggiore een lange reeks biechtvaders de revue passeren. De lijst, bijna 250 namen bevattende, is te vinden in het boek van P. Gerardo Cappelluti, behorende tot de Romeinse provincie, zelf vanaf 1980 een van de biechtvaders (+ 2008), getiteld Il Collegio Apostolico della Penitenzieria di S. Maria Maggiore in Roma (Città del Vaticano, 1988). Het merendeel van de gegevens in dit artikel zijn aan dit boek ontleend. Op deze lijst is te zien hoe het overgrote deel van de biechtvaders afkomstig is uit de Romeinse of andere Italiaanse provincies.
Toch, afgezien van de tijd na 1955, toen het College werd geïnternationaliseerd, verschijnen er ook al vóór 1955 Spaanse, Franse en Engelse namen op de lijst, medebroeders uit andere provincies, aangetrokken om mee te helpen de meertaligheid in de basiliek vorm te geven.