Begroeting

Op onze tocht naar Pasen
zijn we vandaag bij een belangrijke “halteplaats “ aangekomen.
Vijf weken zijn we al onderweg, nu nog de laatste week.
Vandaag gedenken wij de intocht in Jeruzalem,
maar lang blijven we daarbij niet stilstaan.
Want wij luisteren ook naar het lijdensverhaal.
Kom, laten wij meetrekken met Jezus,
Jeruzalem in en tot het einde toe, zelfs tot over de dood heen!
Op deze tocht heet ik u allen welkom in deze kerk
in de naam van + de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.

Openingswoord 1

Jezus’ naam en faam hadden zich op korte tijd zozeer verspreid,
dat velen Hem aan de poorten van Jeruzalem stonden op te wachten
om Hem koninklijk te ontvangen.
Van alle kanten klonk het:
‘Hosanna. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer.’
Al eeuwen wachtten ze op een Messias.
Die langgekoesterde droom leek eindelijk in vervulling te gaan.

Net als zij brengen ook wij, met groene palmtakken,
hulde aan Jezus die altijd en voor iedereen klaarstond.
Groene takken van hoop en vertrouwen
voor Hem die zich totaal voor ons wil geven.

Openingswoord 2

Bij de aanvang van de lente
komen we hier samen voor een oud ritueel:
we zegenen palmtakken
en steken ze straks op de kruisbeelden thuis.
Die kleine groene takjes die we op het kruis steken, willen zeggen:
de kruisboom is niet dood.
Steeds weer schiet hij uit in twijgen van bevrijding en nieuw leven.
Uit lijden en beproeving
wordt soms leven en bevrijding geboren.
Ondanks lijden en dood
heeft God laten zien welk leven zinvol is.
Deze opstanding gebeurt nog elke dag.
De groene takken spreken van onze hoop,
ze getuigen van ons vertrouwen dat de liefde ooit alles zal overwinnen.
Met de groene takken
willen we Hem telkens weer begroeten.
Hij die leven bracht en brengt,
die mensen opricht en hen weer hun eigenwaarde laat ontdekken.

Gebed bij de palmwijding 1

Al wat komt gaat voorbij.
Al wat bloeit verdort ook weer.
Maar Gij, God,
zo zegt dit groen,
Gij zijt die blijft.

Alle begin kent een einde.
Ieder van ons weet dat ooit het uur van scheiden komt.
Maar Gij, God, zegt ons hart,
Gij zijt de Eeuwige.

De hele schepping snakt naar voltooiing
– de mens onderweg naar verlossing –
en Gij, God, zo is de boodschap van deze palm,
Gij zijt het op wie wij hopen.

Zegen daarom allen, hier of waar dan ook,
zegen allen die kost wat kost gerechtigheid willen doen zege­vieren,
zegen dit groen dat de winter overleeft,
zegen deze takken, hoopvolle tekens van leven op aarde,
zegen deze twijgen, kwetsbaar houvast in weer en wind,
zegen deze palm.
(Pr. doopt palmtak in water van de doopvont en bekruist de manden met palm)
Zegen ook het huis waar deze palm zal worden geplaatst,
zegen ons opdat wij opnieuw tot leven komen langs de weg van Jezus Christus,
zegen ons tot gemeenschap met Hem
die in Gods naam gekomen is om vrede en verlossing te brengen,
Jezus Christus, uw Zoon en onze Broeder,
in U voltooid voor eeuwig. Amen.
(Pr. leest nu intocht-evangelie met palmtak in de hand.)

Gebed bij de palmwijding 2

Palmtakken,
takken die altijd groen blijven,
herinneren ons aan een Koning die het leven koos en niet de dood,
die velen leven gaf toen dood hun toekomst was.
Palmtakken,
zij herinneren ons aan de levenswijze van Jezus van Nazareth,
een levenswijze waarin het leven belangrijker was
dan de letters van wet en traditie.
Palmtakken,
zij herinneren ons aan een bijzondere Mens
die één dag koning mocht zijn:
vandaag is het nog ‘hosanna’, morgen ‘weg met Hem’.

God, Gij die leven zijt,
zegen dit groen dat de winter overleeft.
Zegen deze takken,
hoopvolle tekenen van leven op aarde,
kwetsbare houvast in weer en wind.
Zegen deze palmen
en zegen ons die straks deze palmen meenemen naar huis.
Zegen allen die metterdaad
in dit teken van leven en vrede willen geloven.
Zegen hen, waar ook ter wereld,
+ Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.
(Pr. leest nu intocht-evangelie met palmtak in de hand.)

Evangelielezing (Lc. 19, 28-40)

Als afsluiting van deze palmwijding luisteren wij naar het verhaal van Jezus’ in­tocht in Jeru­zalem.

Jezus zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Toen Hij dicht bij Betfage en Betanië kwam,
bij de zogeheten Olijfberg,
stuurde Hij twee van zijn leerlingen eropuit met de opdracht:
“Ga naar het dorp daar vlak voor je.
Als je er binnenkomt zul je een veulen vinden
dat vastgebonden staat
en waarop nog geen mens heeft gezeten.
Maak het los en breng het mee.
En als iemand jullie vraagt:
‘Waarom maken jullie dat veulen los?’
zeg dan:
‘De Heer heeft het nodig.'”
Met deze opdracht gingen ze weg
en troffen het zo aan als Hij hun gezegd had.
Toen ze het veulen wilden losmaken, riepen de eigenaars:
“Waarom maken jullie het veulen los?”
Zij antwoordden: “De Heer heeft het nodig.”
En ze brachten het naar Jezus,legden hun kleren op het veulen,
en hielpen Jezus erop.
En waar Hij reed spreidden ze hun kleren op de weg.
Hij kwam steeds dichter bij de stad.
Waar de weg de Olijfberg afgaat
begonnen al zijn leerlingen vrolijk en uit volle borst God te prijzen
om alle machtige daden die ze hadden gezien.
Ze riepen:
“Gezegend is de koning, die komt in de naam van de Heer!
In de hemel vrede,
glorie in de hoogste hemel!”.
Enkele farizeeën in de menigte zeiden tegen Hem:
“Meester, wijs uw leerlingen terecht.”
Hij antwoordde: “Ik zeg u, als zij zwijgen
zullen de stenen het uitschreeuwen.”
KBS Willibrord 1995

Vergevingsmoment 1

(Normaal is er vandaag geen schuldbelijdenis en geen Kyrie; wie toch een vergevingsmoment wil inlassen…)

-Omdat we Jezus liever op een afstand houden als we Hem zien aankomen.
Omdat we Hem wel binnenlaten in de stad, maar niet in ons hart.
Omdat Hij voor ons dikwijls een Verre-Andere blijft,
vragen we:
Heer, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

-Mensen feliciteren
en meedoen in de euforie van de mooie dagen,
is gemakkelijk.
Maar omdat we het zo zelden opbrengen
om ook trouw te blijven in kwade dagen,
omdat we, bij een gegeven woord, een belofte of een engagement,
tekortschoten,
vragen we:
Christus, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.

-Met Jezus Jeruzalem binnengaan… durven we dat?
We zijn bang van het lijden, de spot, de kritiek
als we Jezus volgen.
Omdat we al op de vlucht slaan vóór we in de stad aankomen,
vragen we:
Heer, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

Vergevingsmoment 2

-Heer,
niets is menselijker dan fouten maken.
Maar niets getuigt ook van meer liefde dan mekaar vergeving schenken.
Toch is dit soms zo moeilijk.
Als we vaak zo koppig met mekaar omgaan,
vergeef ons dan, Heer.
Heer, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

-Christus,
we vinden het zo evident dat alles goed gaat,
maar aan wie of wat we die gelukkige momenten te danken hebben,
daarbij staan we weinig of nooit stil.
Woorden als ‘ dank je wel’ en ‘dat heb je goed gedaan’
nemen we te weinig in de mond.
Daarom:
Christus, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.

-Heer,
we leven vaak heel egoïstisch.
Als wij het maar goed vinden, dan is het ook goed.
Wij vragen ons dan te weinig af of het ook voor anderen wel goed is.
Daarom:
Heer, ontferm U over ons.
Heer, ontferm U over ons.

Heer, vergeef ons ons tekortkomen
en laat ons steeds meer lijken op U. Amen.
naar Jocelyne Claeys

Openingsgebed 1

Eeuwige God,
Gij komt ons tegemoet en toont ons uw gezicht
in een geslagen en vernederde mens,
Jezus, de Man van smarten,
die in koninklijke zachtmoedigheid
ons aller Dienstknecht is geworden.
Wij vragen U:
onthul in ons het geheim van zijn lijden en sterven,
maak ons bereid Hem te volgen en zijn kruis te dragen
in deze goede dagen en in heel ons verder leven. Amen.

Openingsgebed 2

God zegt tot ons:
jullie maken het wel moeilijk
voor die Zoon van Mij.
Vandaag juichen jullie Hem toe
als de nieuwe koning
en bieden Hem een prachtige intrede aan
met jullie mantels als rode loper
en met palmtakken in de hand.
Maar volgende week zal van dat alles
nog weinig overblijven.
Jullie zullen dan ook nog wel langs de kant staan,
maar dan niet meer om Jezus toe te juichen
maar om Hem na te staren,
wanneer Hij opnieuw door de straten loopt
met een kruis op zijn schouders.
Willen jullie Hem ook dan nog achterna gaan?
En geloven jullie dat ook die ontmoeting ‘nieuw leven’ geeft?
naar Erwin Roosen

Lezingen

Eerste lezing (Jes. 50, 4-7)

4 De Heer God heeft mij als een leerling leren spreken,
om uitgeputte mensen te kunnen bijstaan.
Met een woord wekt Hij mij in de ochtend,
in de ochtend wekt Hij mijn oor om als een leerling toe te horen.

5 De Heer God heeft mijn oor geopend,
en ik heb mij niet verweerd,
ik ben niet teruggedeinsd.

6 Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan,
en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten;
mijn gezicht heb ik niet onttrokken
aan beschimping en bespuwing.

7 De Heer God staat mij bij,
daarom kom ik niet bedrogen uit;
daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen,
omdat ik weet dat ik niet beschaamd zal worden.
KBS Willibrord 1995

Tweede lezing (Fil. 2, 6-11)

6 Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen
gelijk aan God te zijn.

7 Hij heeft zichzelf ontledigd
en de gestalte van een slaaf aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen

8 heeft Hij zich vernederd;
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
de dood aan een kruis.

9 Daarom ook heeft God Hem hoog verheven
en Hem de naam verleend
die boven alle namen staat,

10 opdat in de naam van Jezus
iedere knie zich zou buigen,
in de hemel, op aarde en onder de aarde,

11 en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
de Heer, dat is Jezus Christus.
KBS Willibrord 1995

Evangelie (Lc, 22,14 – 23,56)

14 Toen het uur gekomen was, ging Hij met de apostelen aan tafel.

15 Hij zei tegen hen: `Vurig heb Ik ernaar verlangd om dit paasmaal met jullie te eten vóór mijn lijden.

16 Want Ik zeg jullie dat Ik het niet meer zal eten tot de vervulling ervan in het koninkrijk van God.’

17 Hij nam een beker, sprak het dankgebed en zei: `Neem deze beker en laat hem rondgaan;

18 want Ik zeg jullie dat Ik van nu af aan niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok totdat het koninkrijk van God gekomen is.’

19 Hij nam een brood, sprak het dankgebed, brak het brood in stukken en gaf het hun, en zei: `Dit is mijn lichaam; het° wordt voor jullie gegeven. Blijf dit doen om Mij te gedenken.’

20 Na de maaltijd zei Hij zo ook van de beker: `Deze beker is het nieuwe verbond door mijn bloed; hij wordt voor jullie leeggegoten.

21 Maar zie, de man die Mij overlevert, ligt hier met Mij aan tafel.

22 Want de Mensenzoon gaat wel zijn voorbestemde weg, maar wee de mens door wie Hij wordt overgeleverd.’

23 Toen begonnen ze er met elkaar over te praten, wie van hen het zou kunnen zijn die dat ging doen.

24 Ook ontstond er onder hen onenigheid over de vraag wie van hen wel het belangrijkst was.

25 Hij zei hun echter: `Bij de heidenen spelen koningen de baas, bij hen laten machthebbers zich weldoener noemen.

26 Bij jullie mag dat niet zo zijn. De grootste van jullie moet de minste worden, en de leider de dienaar.

27 Want wie is het belangrijkst? Die aan tafel ligt, of die bedient? Die aan tafel ligt toch zeker! Maar Ik ben in jullie midden de dienaar.

28 Jullie zijn altijd bij Mij gebleven als Ik werd beproefd.

29 Zoals mijn Vader Mij het koningschap heeft aangeboden, zo bied Ik jullie een plaats aan

30 in mijn koninkrijk om te eten en te drinken aan mijn tafel; jullie zullen op tronen zitten om te oordelen over de twaalf stammen van Israël.

31 Simon, Simon, de satan heeft geëist jullie te mogen ziften als het koren.

32 Ik heb voor je gebeden dat je geloof niet zou bezwijken; als je eenmaal tot inkeer bent gekomen, sterk dan op jouw beurt je broeders.’

33 Hij zei Hem: `Heer, ik ben bereid met U zelfs de gevangenis en de dood in te gaan.’

34 Maar Hij zei: `Petrus, Ik zeg je, voordat vandaag de haan kraait, zul je drie keer geloochend hebben dat je Me kent.’

35 Hij zei hun: `Toen Ik jullie eropuit stuurde zonder beurs, reistas en schoenen, zijn jullie toen iets tekort gekomen?’ `Nee, niets’, antwoordden ze.

36 Hij zei hun: `Maar nu moet je een beurs en een reistas meenemen als je die hebt, en als je geen zwaard hebt, moet je je jas verkopen en er een aanschaffen.

37 Want Ik zeg jullie dat dit schriftwoord aan Mij in vervulling moet gaan: Bij de overtreders van de wet werd Hij gerekend. Want ook dit woord over Mij wordt nu werkelijkheid.’

38 `Heer,’ zeiden ze, `hier zijn twee zwaarden.’ Maar Hij zei hun: `Zo is het genoeg!’

39 Hij verliet het huis en ging volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg, en zijn leerlingen gingen met Hem mee.

40 Toen Hij daar was, zei Hij hun: `Bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken.’

41 Hij verwijderde zich van hen, ongeveer een steenworp ver; daar viel Hij op zijn knieën en bad:

42 `Vader, neem alstublieft deze beker van Mij weg; maar toch, laat niet mijn wil gebeuren, maar die van U.’

43 Toen verscheen Hem een engel uit de hemel die Hem kracht gaf.

44 Hij werd doodsbang en bad nog dringender; zijn zweet viel als bloeddruppels op de grond.

45 Na dit gebed stond Hij op en ging naar de leerlingen. Hij vond ze in slaap, zo verdrietig waren ze.

46 Hij zei hun: `Wat slapen jullie? Sta op en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken.’

47 Hij was nog niet uitgesproken of er verscheen opeens een hoop volk. Judas, een van de twaalf, liep voorop en kwam op Jezus af om Hem een kus te geven.

48 Jezus zei hem: `Judas, lever je de Mensenzoon over met een kus?’

49 Toen zijn metgezellen zagen wat er ging gebeuren, vroegen ze: `Heer, zullen we erop inslaan met het zwaard?’

50 En een van hen sloeg in op de knecht van de hogepriester en hakte hem het rechteroor af.

51 Maar Jezus antwoordde: `Hou daarmee op!’ Hij raapte het oor op en genas hem.

52 Tegen de hogepriesters, de tempelwacht en de oudsten die op Hem af waren gekomen, zei Jezus: `Alsof Ik een bandiet ben, zo bent u met zwaarden en stokken op Me afgekomen.

53 Dag in dag uit was Ik bij u in de tempel, en u hebt Me niet aangehouden; maar dit is uw tijd, nu de duisternis regeert.’

54 Zij namen Hem gevangen en brachten Hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgde op een afstand.

55 Ze legden midden op de binnenplaats een vuur aan; daar gingen ze omheen zitten en Petrus zat tussen hen in.

56 In het schijnsel van het vuur zag een slavin hem zitten; ze bekeek hem nauwlettend en zei: `Die hoorde ook bij Hem.’

57 Maar hij ontkende het en zei: `Mens, ik ken Hem niet.’

58 Even later zag iemand anders hem en zei: `Jij bent ook een van hen.’ Maar Petrus zei: `Welnee man.’

59 Ongeveer een uur later zei iemand met grote stelligheid: `Wel degelijk, hij hoorde ook bij Hem; hij is immers ook een Galileeër.’

60 Maar Petrus zei: `Man, ik weet niet waar je het over hebt!’ Hij had dat nog niet gezegd, of er kraaide een haan.

61 De Heer keerde zich om en keek Petrus aan, en Petrus herinnerde zich wat de Heer tegen hem had gezegd: `Voor de haan vandaag kraait, zul je Me driemaal verloochend hebben.’

62 Hij liep naar buiten en schreide bittere tranen.

63 De mannen die Jezus bewaakten, dreven de spot met Hem en sloegen Hem.

64 Ze blinddoekten Hem en vroegen: `Profeteer nu eens, wie was het die je heeft geslagen?’

65 En ze riepen nog allerlei andere grofheden tegen Hem.

66 Toen het dag werd, kwam de raad° van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters en schriftgeleerden. Men bracht Jezus voor hun Sanhedrin.

67 Zij zeiden: `Als U de Messias bent, zeg ons dat dan.’ Maar Hij zei hun: `Als Ik het u zeg, zult u Me niet geloven;

68 als Ik u wat vraag, zult u Me geen antwoord geven.

69 Van nu af aan zal de Mensenzoon zitten aan Gods machtige rechterhand.’

70 Toen zei iedereen: `U bent dus de Zoon van God?’ Hij sprak tot hen: `U zegt zelf dat Ik het ben.’

71 Toen zeiden zij: `Waarvoor hebben wij nog een getuigenis nodig? Wij hebben het zelf uit zijn mond gehoord.’

1 Het hele gezelschap stond op, en men leidde Hem voor aan Pilatus.

2 Daar brachten zij hun beschuldiging tegen Hem in: `Wij hebben vastgesteld dat deze man ons volk opruit; Hij zegt dat ze geen belasting moeten betalen aan de keizer, en Hij geeft zichzelf uit voor de Messias, de koning.’

3 Pilatus vroeg hem: `Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde hem: `U zegt het zelf.’

4 Pilatus zei tegen de hogepriesters en de volksmenigte: `Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.’

5 Zij hielden echter vol: `Hij maakt met zijn leer in heel het Joodse land het volk oproerig, eerst in Galilea, en nu hier ook al.’

6 Toen Pilatus dat hoorde, vroeg hij of de man een Galileeër was;

7 en toen hij begreep dat Hij onder Herodes ressorteerde, stuurde hij Hem door naar Herodes, die op dat moment eveneens in Jeruzalem verbleef.

8 Herodes was erg blij dat hij Jezus te zien kreeg, want hij had Hem allang willen ontmoeten, na wat hij over Hem gehoord had. Hij hoopte Hem een wonder te zien doen.

9 Hij ondervroeg Hem uitvoerig, maar Jezus gaf Hem nergens antwoord op.

10 De hogepriesters en de schriftgeleerden stonden Hem heftig te beschuldigen.

11 Ook Herodes en zijn manschappen beledigden Hem en maakten Hem belachelijk door Hem een pronkgewaad aan te doen. Daarna stuurde hij Hem terug naar Pilatus.

12 Herodes en Pilatus werden op die dag vrienden van elkaar; tevoren waren ze namelijk vijanden.

13 Daarop riep Pilatus de hogepriesters, de leiders en het volk bij elkaar

14 en zei tegen hen: `U hebt deze man bij mij gebracht omdat Hij het volk zou ophitsen. Wel, ik heb de man verhoord in uw bijzijn, en voor uw beschuldigingen tegen Hem heb ik geen enkele grond gevonden;

15 en Herodes evenmin, want hij heeft Hem naar ons teruggestuurd. Kortom, Hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat.

16 Ik zal Hem daarom laten geselen en dan vrijlaten.’

18 Maar ze schreeuwden in koor: `Weg met Hem, laat Barabbas vrij.’

19 Die was in de gevangenis gezet wegens een oproer in de stad en wegens doodslag.

20 Maar omdat Pilatus Jezus wilde vrijlaten, sprak hij hen opnieuw toe.

21 Maar zij schreeuwden ertegenin: `Aan het kruis met Hem, aan het kruis!’

22 Voor de derde keer zei hij tegen hen: `Wat heeft deze man dan voor kwaad gedaan? Ik heb niets kunnen vinden waarop de doodstraf staat; ik zal Hem dus na geseling vrijlaten.’

23 Maar luidkeels schreeuwend bleven zij eisen dat Hij gekruisigd zou worden. Hun geschreeuw gaf de doorslag.

24 Pilatus besloot hun eis in te willigen.

25 De man die wegens oproer en doodslag in de gevangenis was gezet, om wie ze hadden gevraagd, liet hij vrij en Jezus leverde hij over aan hun willekeur.

26 Toen ze Hem wegvoerden hielden ze een zekere Simon uit Cyrene aan, die van zijn akker kwam; hem lieten ze het kruis achter Jezus aan dragen.

27 Een grote massa mensen volgde Hem; er waren vrouwen bij, die om Hem rouwden en treurden.

28 Jezus draaide zich om en zei tegen hen: `Vrouwen van Jeruzalem, huil niet om Mij, huil liever om uzelf en uw kinderen.

29 Want er komen dagen dat men zal zeggen: `Gelukkig de onvruchtbare vrouwen, de schoot die niet heeft gebaard en de borsten die niet hebben gezoogd.”

30 Dan zal men zeggen tegen de bergen: ` `Val op ons”, en tegen de heuvels: ` `Bedek ons.”

31 Want als ze dit doen met het groene hout, wat moet er dan gebeuren met het dorre?’

32 Er werden ook nog twee misdadigers weggevoerd om samen met Hem ter dood te worden gebracht.

33 Toen ze op het zogeheten Schedelveld kwamen, sloegen ze Hem daar aan het kruis, en ook die twee misdadigers, de een rechts en de ander links van Hem.

34 Jezus sprak: `Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Ze verdobbelden zijn kleren.

35 Het volk stond toe te kijken. De leiders lachten Hem uit en zeiden: `Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’

36 Ook de soldaten dreven de spot met Hem; ze kwamen Hem wijn brengen

37 en zeiden: `Ben jij de koning van de Joden? Red dan jezelf!’

38 Boven zijn hoofd hing het opschrift: Dit is de koning van de Joden.

39 Eén van de misdadigers die daar hingen zei smalend tegen Hem: `Ben jij de Messias? Red dan jezelf en ons erbij!’

40 Maar de ander wees hem terecht: `Heb zelfs jij geen ontzag voor God, nu jij ook deze straf ondergaat?

41 In ons geval is dat terecht, want wij krijgen ons verdiende loon. Maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.’

42 Daarop zei hij: `Jezus, vergeet mij niet wanneer U in uw koninkrijk komt.’

43 Hij zei tegen hem: `Ik beloof je, vandaag nog zul je bij Mij zijn in het paradijs.’

44 Al rond het zesde uur werd het donker in heel het land, tot het negende uur.

45 Er was een zonsverduistering. Het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor.

46 Toen riep Jezus luidkeels: `Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.’ Na deze woorden stierf Hij.

47 De centurio, die zag wat er gebeurde, verheerlijkte God en zei: `Waarachtig, die man was een rechtvaardige.’

48 Alle mensen die voor dit schouwspel waren samengestroomd, gingen naar huis; ze sloegen zich van rouw op de borst om wat ze hadden gezien.

49 Al zijn vrienden bleven uit de verte staan toekijken, ook de vrouwen die Hem vanuit Galilea waren gevolgd en dit gadesloegen.

50 Nu was daar een zekere Jozef, een lid van de raad, een goed en rechtvaardig man,

51 die niet had ingestemd met hun plannen en praktijken. Hij was afkomstig uit de Joodse stad Arimatea en leefde in de verwachting van het koninkrijk van God.

52 Hij vervoegde zich bij Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus.

53 Hij haalde het van het kruis, wikkelde het in linnen en legde Hem in een graf dat in de rotsen was uitgehouwen, en waarin nog niemand lag.

54 Het was voorbereidingsdag en de sabbat zou zo aanbreken.

55 De vrouwen die met Hem uit Galilea waren meegekomen, waren Jozef gevolgd en zagen het graf en hoe zijn lichaam erin werd neergelegd.

56 Toen gingen ze naar huis en maakten kruiden en balsem klaar.
KBS Willibrord 1995

Hertaald (door catechesehuis) lijdensverhaal volgens Lucas (22, 14-23, 56)

V. = Verteller
A. = Anderen
J. = Jezus

V. Jezus zit in het midden van een lange tafel tussen zijn leerlingen. Wanneer iedereen goed zit, staat Hij recht.

J. ‘Goede vrienden …’

V. Hij pauzeert even en zoekt naar de gepaste woorden.

J. ‘Goede vrienden, mijn leven lang heb Ik naar deze dag toegeleefd.
Maar eerst wil Ik nog met jullie onze paasmaaltijd vieren.’

V. Hij ziet de vraagtekens in hun ogen en kijkt hen vertederd aan.

J. ‘Hier in Jeruzalem eindigt onze tocht. Hier wonen de leiders van ons volk.
Het is erop of eronder. Daarom ben Ik blij om nog een laatste keer met jullie te kunnen eten.’

A. Waar wil Hij naartoe, wat wil Hij ons zeggen? Waarom zullen we niet verder rondtrekken zoals altijd?

V. Hij ziet hun gefronste gezichten.

J. ‘Ja, vrienden, het is wellicht de laatste keer dat we samen eten vooraleer Gods nieuwe wereld begint.’

V. Ze begrijpen er steeds minder van en Hij heeft door dat woorden tekortschieten. Daarom neemt Hij de beker vast zoals bij een toast. Hij richt zijn blik naar boven en dankt God om zich vervolgens naar hen te keren.

J. ‘Neem deze beker, vrienden, en geef hem aan elkaar door. Luister nu goed, want het is de laatste keer dat Ik wijn met jullie drink.’

V. Ze kijken elkaar aan en schudden het hoofd.

A. Waarom is dit de laatste keer?

V. Nu neemt Hij het brood. Opnieuw dankt Hij eerst God, breekt het in stukken en geeft ieder een deel.

J. ‘Begrijp dit goed, vrienden, het brood dat Ik gebroken heb, stelt mijn lichaam voor. Het zal zoals brood, voedsel worden om jullie te sterken in moeilijke tijden. Blijf dit gebaar altijd opnieuw stellen. Zo zal Ik steeds opnieuw bij jullie aanwezig zijn.’

V. Ze worden er stil van en eten langzaam het brood op. Daarna neemt Jezus weer de beker en houdt hem omhoog.

J. ‘Deze wijn stelt mijn bloed voor, al het onschuldige bloed dat vloeit door het geweld van de machtigen. Het zal een teken worden van Gods droom van een nieuwe wereld waar alle mensen in vrede samenleven.’

V. De leerlingen krijgen niet de tijd om te reageren. Jezus is zich immers bewust van hun zwaktes, van de zwakte van elke mens, van elke menselijke groep.

J. ‘De profeten hebben allang voorspeld dat de Mensenzoon moet sterven, maar het is iemand van jullie, die Mij zal uitleveren aan het geweld van onze leiders.’

V. Verschrikt van zo‘n beschuldiging, beginnen ze te discussiëren: wie van hen zou zoiets vreselijks doen? Het twisten verschuift al snel naar wie van hen de belangrijkste in hun groep is en Jezus onderbreekt hun discussie.

J. ‘In de wereld van vandaag hebben koningen en alleenheersers alle macht over hun volk. Zij die macht hebben, laten zich vereren als weldoener. Iedereen moet weten hoe goed ze zijn en de schuld van wat misloopt, ligt altijd bij een ander. Zo mag het niet onder jullie zijn. De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider moet ten dienste staan van allen, vooral van wie arm, zwak en vreemd is.’

V. Hij wil het nog concreter maken, dichterbij brengen.

J. ‘Wie zijn aan een feesttafel belangrijker: zij die aan de tafel zitten of zij die opdienen? Zijn de belangrijksten niet de mensen met hun benen onder tafel? Wel, voor Mij is het omgekeerd. Ik ben bij jullie gekomen om jullie te bedienen.’

V. Hij pauzeert even om het te laten bezinken, maar wil hen nog een hart onder de riem steken vóór wat Hij vreest dat er straks gaat gebeuren.

J. ‘Jullie zijn altijd bij Mij gebleven, ook als onze leiders het Mij moeilijk maakten om goed te doen voor mensen in nood. Daarom zend Ik jullie om een nieuwe wereld uit te bouwen. Een wereld waar vrede heerst en waar machtigen zorg dragen voor wie arm, zwak of vreemd is. Ik geef jullie daar een belangrijke plaats in, als koningen die de dienaar zijn van allen, zoals mijn hemelse Vader ook met Mij heeft gedaan. In die nieuwe wereld zullen jullie samen met Mij aan tafel zitten, eten en drinken. Jullie moeten kritisch zijn voor jezelf en anderen, en oordelen over wat wel beantwoordt aan Gods vredeswil en wat niet.’

V. Jezus kijkt minzaam rond. Hij kent hun inzet maar ook hun kleinmenselijkheid. Op de eerste plaats van Simon, die Hij een tijd geleden heeft aangeduid als eerste onder zijn medebroeders.

J. ‘Simon, Simon! Blijf alert, want de neiging tot geweld zit ook in jou. Zorg dat je niet toegeeft als het jou verleidt om je dienende rol los te laten voor die van alwetende. Maar Ik bid voor je, zodat je telkens tot inzicht komt en je geloof zich herstelt. Het geloof in de werking van Gods droom in iedere mens. Help dan op jouw beurt je medebroeders en -zusters.’

V. Simon reageert verontwaardigd.

A. ‘Heer, ik ben zelfs bereid om samen met U de gevangenis in te gaan, om samen met U te sterven.’

V. Jezus doorziet zijn grootspraak en zijn gebrek aan zelfinzicht.

J. ‘Petrus, Ik zeg het jou nu reeds, voor de haan morgenvroeg kraait, zal jij driemaal hebben gezegd dat je Mij niet kent.’

V. Petrus zwijgt en Jezus spreekt nu tot hen allemaal.

J. ‘Toen Ik jullie op reis zond zonder geld, zonder tas of schoenen aan je voeten, kwamen jullie dan iets tekort?’

A. ‘Neen, helemaal niet.’

J. ‘Deze keer is het anders. Wie geld heeft, moet het meenemen en ook een reistas met al wat nodig is voor onderweg. En wie geen geld heeft, moet zijn jas verkopen om er een zwaard mee te kopen. Er staat immers in de heilige geschriften: ‘Ze behandelden hem als een misdadiger.’ Weldra zal blijken dat het over Mij gaat.’

V. De leerlingen zijn enthousiast dat ze tot actie mogen komen.

A. ‘Hier, Heer zijn al twee zwaarden.’

V. In hun opwinding zijn ze vergeten hoe ze die voor hun Heer hadden verborgen. Het opent Jezus de ogen, zowel voor zijn eigen angst als die van hen.

J. ‘Stop! Genoeg hierover!’

V. Jezus stapt vastberaden naar buiten. Zoals gewoonlijk gaat Hij naar de Olijfberg. De leerlingen volgen Hem. Wanneer ze ter plaatse zijn, spreekt Hij hen toe.

J. ‘Bid, zodat je sterk blijft in het geloof dat Gods nieuwe wereld van vrede hier en nu begint.’

V. Hij loopt zelf een eindje verder en knielt neer. Hij bidt tot zijn hemelse Vader:

J. ‘Papa, bespaar Mij toch al dit lijden. Alsjeblief, stop het, Ik ben zo bang. Ze haten Me. Eens ze Me in hun macht hebben, willen ze Me doden. Alsjeblief, P apa doe iets … Maar als het echt niet te vermijden is, blijf dan dicht bij Mij. Het is niet mijn wil die het leven moet dicteren.’

V. Op dit moment komt er een kracht in Hem, onverwacht als een engel uit de hemel. Hij bidt steeds luider. Het angstzweet valt in grote druppels op de grond. Ze lijken op druppels bloed.
Jezus staat nu op en gaat naar zijn leerlingen. Ze liggen allemaal te slapen. Uit verdriet, uit onmacht.

J. ‘Hoe kunnen jullie nu slapen? Sta op en bid dat je de goede keuzes maakt bij al te menselijke verleidingen.’

V. Terwijl Hij nog aan het spreken is, komt een grote groep mannen onder leiding van Judas op hen af. Judas is een van Jezus’ leerlingen. Hij gaat recht op zijn Meester af en kust Hem.

J. ‘Is het met een kus, een teken van vriendschap en vrede, Judas, dat je Mij uitlevert?’

V. Wanneer de leerlingen zien wat er gaat gebeuren, schieten ze in actie.

A. ‘Zullen we er met de zwaarden op losslaan, Heer?’

V. Een van hen slaat reeds toe en treft de knecht van de hogepriester. Hij hakt hem het rechteroor af, waarop Jezus streng zegt:

J. ‘Stop, genoeg. Geen geweld.’

V. Tussen de vele bewapende mannen bevinden zich ook priesters, veiligheidsmensen en leiders van het volk. Jezus richt zich tot hen.

J. ‘Met zwaarden en stokken komen jullie op Mij af, alsof jullie een misdadiger gaan arresteren. Elke dag was Ik bij jullie in de tempel, maar toen hebben jullie Mij niet gevangengenomen. Dit is het moment waarop jullie hebben gewacht. Dit is het moment waarop de gewelddadige aard van de corrupte en verborgen machten zichtbaar wordt. Nu laten ze hun ware gelaat zien.’

V. Ze grijpen Jezus vast en voeren Hem mee. Ze brengen Hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgt op een afstand. Op een binnenplaats steken mannen een vuur aan en gaan errond zitten. Petrus zet zich tussen hen. Een meisje dat daar werkt, ziet hem zitten.
Ze kijkt hem in de licht van het vuur goed aan en roept plots:

A. ‘Deze man was ook bij die Jezus!’

V. Petrus ontkent.

A. ‘Wat bazel je mens, ik ken Hem niet eens.’

V. Wat later spreekt iemand anders Petrus aan.

A. ‘Jij hoort ook bij de groep rond Jezus.’

V. Petrus ontkent met klem.

A. ‘Welnee, man, hoe kom je erbij.’

V. Een uur later richt een andere man zich weer tot Petrus en zegt met grote stelligheid:

A. ‘Ik ben er zeker van dat jij bij Jezus hoort. Ik hoor het aan je taal, dat je net als Hij uit Galilea komt.’

V. Petrus voelt zich in het nauw gedreven en spreekt het met steeds sterkere woorden tegen.

A. ‘Man, waarover praat je toch, ik heb helemaal niets met die gevangene te maken.’

V. Petrus is nog volop bezig met zich te verdedigen, als er een haan kraait. Nu ziet hij zijn goede Meester voor zich. Jezus kijkt hem teder aan en Petrus hoort de woorden weerklinken: “Deze nacht nog vóór de haan kraait, zal jij driemaal verklaren dat je Mij niet kent.” Diep beschaamd loopt hij weg en weent, ontgoocheld over zichzelf. De mannen die Jezus gevangen houden, slaan en bespotten Hem. Ze gooien een doek over zijn hoofd, slaan Hem en vragen dan:

A. ‘Wel profeet, zeg eens wie van ons dat deed.’

V. Ze voelen de ruimte om zich te amuseren met steeds meer pesterijen. ’s Morgensvroeg komen de leiders van het volk, de priesters en de rechtsgeleerden bij elkaar. Jezus wordt bij hen voorgeleid en ze ondervragen Hem.

A. ‘Als U denkt dat U de Messias bent, zeg het ons dan.’

V Jezus antwoordt:

J. ‘Jullie geloven toch niet dat Ik het ben en als Ik jullie een vraag stel, dan antwoorden jullie niet. Zo is er geen eerlijk gesprek tussen ons mogelijk. Onze wegen gaan uiteen. Ik zet me in voor een wereld van vrede voor allen en zit daardoor aan de goede kant, aan Gods rechterhand.’

V. Als met één stem, vragen ze allen tegelijk:

A. ‘U bent dus de zoon van God?’

V. Omdat dialoog onmogelijk is, sluit Jezus het af:

J. ‘Jullie zeggen het zelf dat Ik het ben.’

V. Met algemene instemming besluiten ze:

A. ‘We hebben geen getuigenverklaringen meer nodig. Hij heeft het zelf gezegd.’

V. Allen staan recht en laten Jezus naar Pilatus brengen, de Romeinse bestuurder die als enige de doodstraf kan uitspreken. Ze zoeken naar de juiste argumenten.

A. ‘Heer landvoogd, deze man brengt het volk in opstand tegen Rome. Hij zegt dat je geen belasting moet betalen aan de keizer en dat Hij de Messiaanse koning is die het volk zal bevrijden.’

V. Pilatus vraagt Jezus op de man af:

A. ‘Bent U de Koning der Joden?’

V. Jezus is kort.

J. ‘U zegt het.’

V. De houding van Jezus straalt weinig wereldlijke macht uit die Rome zou kunnen bedreigen en Pilatus besluit tegenover de openbare aanklagers, priesters en alle anderen:

A. ‘Ik vind geen enkele schuld of gevaar in deze man.’

V. Maar de mensen zijn niet akkoord en proberen opnieuw om Jezus af te schilderen als een gevaarlijke oproerkraaier.

A . ‘In heel Judea ruit hij met zijn prediking het volk op tegen de leiding van het land. Massa’s brengt hij op de been, eerst in Galilea en nu tot in Jeruzalem.’

V. Wanneer Pilatus dat hoort, vraagt hij aan Jezus of hij uit Galilea komt. Omdat Galilea tot het machtsgebied van Herodes behoort, besluit hij Jezus naar hem door te sturen. Op dat moment is die ook in Jeruzalem. Herodes is bijzonder blij als hij Jezus ziet. Hij wil Hem allang ontmoeten omdat hij zoveel over Hem heeft horen vertellen. Hij hoopt heimelijk om Hem een wonder te zien doen. Herodes stelt Jezus enkele vragen, maar Jezus antwoordt niet. De hogepriesters, openbare aanklagers en leiders staan erbij en beschuldigen Jezus van de ergste zaken de ze kunnen bedenken. Op dat moment beginnen ook Herodes en zijn soldaten er plezier in te krijgen om Jezus te beledigen en te vernederen. Ze trekken Hem een koninklijke mantel aan en bespotten Hem. Zo sturen ze Hem terug naar Pilatus. Op de kap van Jezus vinden Herodes en Pilatus elkaar, terwijl ze voordien altijd vijanden waren. Nu roept Pilatus, de priesters, de leiders en het volk voor zijn paleis bijeen.

A. ‘Jullie hebben Jezus naar mij gebracht als iemand die de mensen opzet tegen het gezag van Rome en hen van het rechte pad afbrengt. In uw bijzijn heb ik Hem ondervraagd en heb daar niets van kunnen vaststellen. En Herodes ook niet, want hij heeft Hem naar mij teruggestuurd.
Jezus heeft niets gedaan waarvoor Hij de doodsstraf verdient en ik zal Hem vrijlaten nadat ik Hem een tuchtiging heb laten geven.’

V. Maar de mensen beginnen te schreeuwen:

A. ‘Weg met Jezus! Laat Barabbas vrij.’

V. Pilatus schrikt ervan, want Barabbas zit in de cel omdat hij iemand vermoord heeft tijdens een opstand in de stad. Hij krijgt steeds meer tegenwind om Jezus vrij te laten. De massa ruikt bloed en schreeuwt:

A. ‘Weg met Jezus! Kruisig Hem!’

V. Een derde keer wendt Pilatus zich naar het volk.

A. ‘Waarom moet ik Jezus laten doden? Hij heeft niets verkeerds gedaan. Ik zal Hem straffen en dan laat ik Hem vrij.’

V. Een straf is voor de massa niet genoeg. Opgejut door hun leiders schreeuwen ze steeds luider. Het is één tegen allen.

A. ‘Kruisig Hem! Kruisig Hem!’

V. Pilatus kan er niet tegenop. Hij laat Barabbas vrij en geeft Jezus aan zijn soldaten om Hem terecht te stellen. Zo komt hij tegemoet aan wat de massa hem vraagt.

V. De soldaten leiden Jezus uit de stad op weg naar de plaats van de terechtstelling. Ze houden een man tegen die Simon heet en uit Cyrene komt. Hij moet Jezus helpen bij het dragen van zijn kruis en achter Hem aanlopen. Een grote menigte staat langs de weg. Enkele moedige vrouwen zijn heel verdrietig om wat Jezus wordt aangedaan. Ze wenen en slaan zich op de borst. Jezus draait zich naar hen om en zegt:

J. ‘Vrouwen en moeders van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen. Er breekt een vreselijke tijd aan, zo vreselijk dat men zal zeggen: “Gelukkig wie geen kinderen heeft, die nu zouden moeten opgroeien; gelukkig wie nooit gebaard heeft en gezoogd.” Mensen zullen tegen de bergen en vulkanen roepen: “Val toch op ons neer, zodat we niet verder moeten leven.”
Kijk wat er met Mij gebeurt, nu het nog min of meer vrede is. Als men zo doet met het jonge hout dat vol levenslust is, wat zal men dan doen met het dorre hout, met wie arm en zwak is? Wat voor verschrikkelijke dingen zullen er dan met jullie gebeuren als het straks echt oorlog is?’

V. Op hetzelfde moment worden nog twee misdadigers weggebracht. Ze zullen samen met Jezus worden terechtgesteld. Op een heuvel die Schedelplaats heet, nagelen soldaten Jezus aan een kruis. Van de twee misdadigers hangt de ene links van Jezus en de andere rechts.
Jezus bidt:

J. ‘Vader, vergeef het hun dat ze me doden. Ze zijn verblind door hun macht en weten niet wat ze doen.’

V. De soldaten verdelen Jezus’ kleren onder elkaar en dobbelen erom. Het volk staat toe te kijken, belust op sensatie willen ze niets missen. Hun leiders lachen Jezus uit:

A. ‘Heeft Hij niet gezegd dat Hij de Messias is, die God heeft uitverkoren? Heeft Hij niet andere mensen gered? Laat Hij nu zichzelf maar eens redden.’

V. Ook de soldaten doen mee met het bespotten van Jezus. Ze reiken hem zure wijn aan en zeggen:

A. ‘Als jij de koning van de Joden bent, red dan jezelf.’

V. Boven Jezus’ hoofd hangt een bordje waarop staat: ‘Dit is de koning van de Joden.’ Eén van de misdadigers die naast Jezus hangen, begint ook de spot met hem te drijven.

A. ‘Jij bent toch de Messias! Red dan jezelf en ons erbij.’

V. De andere misdadiger wijst hem terecht.

A. ‘Hou je mond, man. Ben je zelfs niet bang voor God, terwijl je weldra sterft aan een kruis? Wij zijn misdadigers en hebben onze straf verdiend. Maar deze man heeft niets verkeerds gedaan.’

V. En tegen Jezus zegt hij:

A. ‘Wilt U aan mij denken wanneer U koning bent in de hemel?’

V. Waarop Jezus antwoordt:

J. ‘Wees gerust, vriend, vanaf nu word je samen met Mij opgenomen in een nieuwe wereld waar vrede heerst.’

V. Rond de middag wordt het in het hele land donker. De zon trekt zich terug, drie uur lang. In de tempel scheurt het gordijn voor het allerheiligste middendoor. Op dit moment roept Jezus:

J. ‘Vader, papa, in uw handen geef Ik Mij over.’

V. Na deze woorden geeft Hij de geest. Een Romeins officier die bij het kruis staat, ziet wat er gebeurt en begint God te eren.

A. ‘Geen twijfel, deze man was een heilige van God.’

V. Vele mensen die naar het schouwspel zijn komen kijken, keren wenend terug naar huis.
Allen die Jezus gekend hebben, zijn op een afstand blijven staan. Zo ook de vrouwen die Hem vanuit Galilea zijn gevolgd. Nu komt een zekere Jozef uit de stad Arimatea. Hij is een goed en rechtvaardig man en hoort bij de Joodse leiders. Wat ze met Jezus hebben gedaan, keurt hij echter ten zeerste af. Hij gelooft dat Gods nieuwe wereld snel zal komen. Jozef gaat naar Pilatus en vraagt hem om het lichaam van Jezus. Nadat hij het lichaam van het kruis heeft gehaald, wikkelt hij het in linnen doeken. Hij legt het in een nieuw en leeg graf, uitgehold in een rots. Dit alles gebeurt op de dag voor de Sabbat. Het is een dag om zich voor te bereiden op het herdenken van de bevrijding uit slavernij.
De vrouwen uit Galilea die met Jezus zijn meegekomen, volgen Jozef en zien het graf waarin Jezus’ lichaam wordt neergelegd. Daarna gaan ze terug naar hun verblijf in Jeruzalem en maken een balsem van geurige oliën en kruiden. Op de dag van de Sabbat doen ze niets en nemen de rust in acht die is voorgeschreven volgens de wet van Mozes.
Hendrik Van Moorter
Catechesehuis

Geloofsbelijdenis

Spreken wij samen ons geloof uit in God die mens onder de mensen is geworden.

Wij geloven in God de Vader,
die zijn schepping in onze handen heeft gegeven
om er een woning van te maken
waarin het goed is om te leven.

Wij geloven in de Zoon, Jezus Christus,
die bij ons kwam wonen en nu leeft
in de harten van de mensen.
Hij is ons voorbeeld van liefde tot het uiterste.

Wij geloven in Gods Geest,
die ieder van ons de kracht geeft
om aan het Rijk van God mee te bouwen.

Wij geloven in een gemeenschap
waarin elkeen zorg draagt voor de ander,
waarin eenieder aan de Blijde Boodschap
gestalte geeft door woord en daad.

Wij geloven dat een mensenleven
nooit zal eindigen
en dat we hoopvol mogen uitzien
naar het eeuwig geluk bij de Vader. Amen.

Voorbeden 1

God, terwijl wij opzien naar het kruis,
bidden wij:
neem ons bij de hand
wanneer wij proberen de weg van Jezus te gaan.

-God van leven,
wij bidden voor mensen
die door machtigen klein worden gehouden,
voor vluchtelingen en vreemdelingen,
voor slachtoffers van oorlog en zinloos geweld.
Laten wij bidden…

-God van leven,
wij bidden voor mensen die ons dierbaar zijn,
voor wie ziek is, stervend,
en voor mensen die rouwen.
Wees hun nabij,
wees ons nabij,
sterk ons in het vertrouwen
dat Gij niet loslaat wat Gij in mensen zijt begonnen.
Laten wij bidden…

-God van leven,
wij willen ook voor onszelf bidden.
Dat wij toekomen aan écht leven,
dat wij het aandurven om te geloven
dat Gij steeds opnieuw met ons wilt beginnen.
Dat we geraakt worden
door Jezus, gestorven en verrezen.
Laten wij bidden…

God van leven,
trouwe God die mensen nabij blijft,
Gij die gezegd hebt
‘Ik zal er altijd zijn voor u’,
wij houden U aan uw Woord.
Wees aanwezig
hier, midden onder ons,
en overal waar mensen U zichtbaar willen maken. Amen.

Voorbeden 2

-Bidden wij voor hen die, in het spoor van Jezus,
goed doen en toch bespot en geslagen worden.
Laten we bidden…

-Bidden wij voor hen die, in het spoor van Jezus,
hun lijden moeten dragen,
in de steek gelaten door hun vrienden.
Laten we bidden…

-Bidden wij voor hen die, in het spoor van Jezus,
meer liefde geven dan ze krijgen.
Laten we bidden…

-Bidden wij ook voor onszelf
opdat wij, in het spoor van Jezus,
waarheid zouden verkiezen boven leugen.
Laten we bidden…

Heer, onze God, met eerbied spreken wij de naam van Jezus uit.
In angst heeft Hij tot U gebeden en Gij hebt Hem verhoord.
Verhoor ook ons,
opdat bij alles wat ons overkomt
wij onze ogen gericht houden op Jezus, uw Zoon,
die met U leeft door de eeuwen der eeuwen. Amen.
vrij naar Waltwilder

Gebed over de gaven 1

Heer, onze God,
wij bieden U dit brood en deze wijn aan,
tekens van de zelfgave van uw Zoon, tot in de dood.
Geef dat wij, die deze gaven ontvangen,
niet wijken van het kruis van zovele mensen hier en ver weg,
maar dat we ze trouw en liefdevol nabij blijven
zoals de vrouwen die Jezus volgden, uw Zoon en onze Heer. Amen.

Gebed over de gaven 2

Goede Vader, ook wij willen uw Zoon Jezus bejubelen als de Redder
die ons op weg zet naar wereldwijde rechtvaardigheid
en goedheid van mens tot mens.
In deze vastentijd hebben we ons ingezet voor projecten in de Derde Wereld. Kom ons weer tegemoet in brood en wijn.
Breng door onze handen uw Koningrijk tot voltooiing
door Christus, uw Zoon en onze Heer. Amen.
naar Broechem

Tafelgebed 1

Wij danken U, God,
voor mensen die kunnen delen
om anderen een menswaardig bestaan te verzekeren,
voor hen die hun huis gastvrij openstellen.

Wij danken U, God,
voor mensen die kunnen luisteren
naar het leed van anderen,
die wonden genezen
door de pijn te helpen dragen;
voor mensen die kunnen troosten.

Wij danken U, God,
voor mensen die rust en stilte brengen,
die oog hebben voor kleine dingen,
die zich verheugen in de grootheid van anderen.

Wij danken U, God,
voor mensen die hongeren naar gerechtigheid,
die lijden omwille van het onrecht
dat anderen wordt aangedaan.

Wij danken U, God,
voor mensen die mild zijn in hun oordeel,
die eerbied hebben voor het leven,
die hun hart openen voor vergeving en verzoening.

Wij danken U, God,
voor mensen die zuiver zijn in hun bedoelingen,
die oprecht zijn in hun woorden,
die trouw blijven aan hun vrienden.

Wij danken U, God,
voor mensen die zich spiegelen
aan de levenswijze van Jezus.
Met hen getuigen en loven wij U, God:

Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.
Hosanna in de hoge.
Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.
Hosanna in de hoge.

Geen andere zekerheid is ons gegeven, Heer God,
dan op weg te zijn naar U.

Ons zoeken naar U
maakt ons tot een volk onderweg.
Mensen die verdwalen worden toegesproken
door Jezus, uw Zoon,
die de Weg, de Waarheid en het Leven is.
En als wij ons nestelen in onze zelfgenoegzaamheid,
Heer, roep ons dan weer op.

Toen Jezus die laatste avond met zijn vrienden aan tafel zat
gaf Hij hun een heilig teken:
Hij nam wat brood, dankte U, Vader,
brak het, deelde het uit en zei:
“Neem en eet hiervan, dit is mijn Lichaam,
voor u gebroken, aan u toevertrouwd.”

Na de maaltijd nam Hij ook de beker, zegende die,
gaf hem rond en zei:
“Neem en drink hieruit, dit is mijn Bloed,
mijn Levenskracht, voor u vergoten
tot vergeving van zonden,
tot verbondenheid onder mensen.
Kom samen, en doe dit telkens opnieuw,
en weet dan dat Ik bij u ben.”

Als wij dan eten van dit Brood
en drinken uit deze Beker
verkondigen wij de dood des Heren
totdat Hij komt.

Wij bidden U, Heer God,
stuur ons op weg in de geest van Jezus, uw Zoon:
dat wij nieuwe wegen van goedheid banen,
paden van gerechtigheid en onderlinge vrede;
dat wij het leven leefbaar maken
en het puin ruimen van ons egoïsme.

Doe onder ons profeten opstaan
die het vuur van uw goedheid brandend houden,
die uw licht laten stralen,
ook in donkere momenten van ons leven.
Door Hem en met Hem en in Hem
zal uw naam geprezen zijn, Heer onze God,
die ons doet leven dank zij uw Geest,
hier en nu en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Tafelgebed 2

God wij danken U dat wij U mogen ontmoeten
over grenzen van talen en culturen heen.

Wij zeggen U dank, God,
voor de vriendschap en de kracht die van mensen kan uitgaan
en om het wonder dat liefde heet.

Wij danken U, God, voor deze gemeenschap.
Dat er mensen zijn, hier ter plekke,
die elkaars hand vasthouden en elkaar bemoedigen.
Maar bovenal danken wij U voor Jezus, uw Zoon,
die al weldoende rondging
en zo uw zorg voor ons zichtbaar maakte.
Hij is ons voorbeeld.
Om U te eren, God, spreken wij deze lofzang uit:

Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.
Hosanna in de hoge.
Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.
Hosanna in de hoge.

Een mens bij uitstek was Hij, Jezus van Nazareth,
ingehaald als een koning,
toegezwaaid met palmen, toegezongen met ‘hosanna’;
daarna verguisd
omdat zijn koningschap niet van deze wereld was.

Koninklijk in de waarheid,
prachtig in de liefde,
een en al zorg voor misdeelden en onderdrukten,
voor weerlozen en zieken,
voor iedereen.
Zo was en is Hij, Jezus, onze Heer.

Hoor, God, onze woorden van dank om koning Jezus,
die het als zijn roeping zag
om, overal waar Hij kwam, te dienen,
die de eenvoud van een ezel verkoos
boven macht over mensen.

Hij baande voor ons de weg.
Wij bidden dat wij die weg kunnen gaan:
een weg van eenvoud,
een weg van dienen,
een Koninklijke weg van zorg voor elkaar.

Om ons te helpen die weg te gaan,
wou Hij voor altijd bij ons blijven.
Daarom gaf Hij, vlak voor Hij heenging,
een teken van zijn blijvende aanwezigheid in ons midden.
Hij nam wat brood, sprak een dankgebed uit,
brak het en deelde het rond en zei:
“Neem het en eet ervan,
want dit is mijn Lichaam, mijn Leven,
voor u gebroken, aan u toevertrouwd.”

Zo deed Hij ook met de wijn,
liet hem rondgaan en zei:
“Drink uit deze beker.
Het is de beker van een nieuw Verbond:
van verbondenheid tussen mensen
als sacrament van Gods verbondenheid met alle mensen.
Dit mijn Bloed,
vergoten tot verzoening, tot vrede op aarde.

Doe dit in de toekomst telkens opnieuw:
breek met elkaar brood en deel wijn rond
terwijl jullie Mij gedenken.
Dan zal Ik leven in jullie midden.”

Verkondigen wij de kern van ons geloof:
Als wij dan eten van dit Brood en drinken uit deze Beker,
verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

Beziel ons met uw Geest, Heer.
Dan zullen wij, geïnspireerd door uw voorbeeld,
elkaar bewaren
en met elkaar bouwen aan meer menswaardigheid,
niet zwichten voor macht en eigenbaat
maar waakzaam zijn om tekenen van hoop te zien.
Moge wijzelf zo’n teken worden.

God, wij danken U om dit teken van uw nabijheid.
Moge wij het verhaal van Jezus, uw Zoon,
onder ons levend houden
en daaruit de moed putten
om steeds opnieuw de weg te gaan
van Palmzondag naar Pasen,
ook al kunnen wij niet om Goede Vrijdag heen.

Om die moed en die hoop willen wij samen bidden
met de woorden die Jezus zelf ons heeft aangereikt:
Onze Vader,…

Onze Vader 2

Als de zon ondergaat en het duister wordt,
als we ontgoocheld zijn en geen hoop meer hebben,
dan blijft God ons nabij.
Ook dan mogen wij bidden:
Onze Vader,…

Laat uw aangezicht over ons lichten, God,
en keer U tot ons.
Breng het goede dat in ons sluimert tot leven,
wek Jezus op in ons hart,
wek in ons zijn liefde en wijsheid,
zijn vergevingsgezindheid en geduld.
Dan zullen we weer hoopvol kunnen wachten op Jezus Messias, uw Zoon.
Want van U is het Koninkrijk…

Vredeswens 1

In leven en lijden,
in sterven en verrijzen,
openbaarde Jezus wat ware liefde is.
Bidden wij, in een wereld vol tegenstellingen, om echte vrede:
Heer, Jezus Christus,
Gij wenst ons uw vrede toe,
Gij wilt dat iedere plaats een stad van vrede wordt.
Schenk ons de moed
om ons met elkaar te verzoenen en vrede te stichten.
Zo bouwen wij mee aan uw Rijk van vrede en gerechtigheid.
De vrede van de Heer zij altijd met u.
En geven wij elkaar een teken van vrede en vriendschap.
naar Wilrijk

Vredeswens 2

Elkaars kruis helpen dragen,
niet voor het oog van een ander, maar om te dienen,
zo helpen wij in onze wereld
goedheid en gerechtigheid groeien.
Voor elkaar een hart hebben
verzacht lijden en verdriet.
Zo deed Jezus ons voor.
Zo wordt zijn droom van vrede en rechtvaardigheid
nu al werkelijkheid.
Die vrede zij altijd met u.
En wensen wij elkaar die Jezusvrede van harte toe.

Lam Gods

Communie 1

Jezus openbaarde zich aan ons
als gebroken Brood, als vergoten Wijn,
op de avond voor zijn dood.
Zo geeft Hij zich ook vandaag aan ons.
Laten wij voor elkaar en voor alle mensen zo goed zijn als de Heer:
brood voor wie honger heeft en wijn voor wie dorst heeft.
Zie het Lam van God,…
vrij naar Sint-Truiden

Communie 2

In een gebaar van uiterste liefde
vatte Jezus, tijdens het Laatste Avondmaal,
zijn leven samen en ook zijn levenshouding van zelfgave:
Hij brak brood en reikte het aan:
‘Neem het, dit is mijn Lichaam voor u’
Heer, ik ben niet waardig…

Bezinning 1

Eén takje is ons genoeg,
een groene tak van hoop
ons gelovig aangereikt,
niet als een magische kracht
maar als een krachtig symbool
van nieuwe hoop.

Eén takje is ons genoeg,
een groene twijg van vrede
die vertelt van een goddelijke mens,
Jezus van Nazareth,
en ons uitdaagt
om zijn weg te gaan
van dienende goedheid
en teder nabij-zijn
Eén takje is ons genoeg…

Bezinning 2

Hosanna

Een uitgelaten menigte,
dol enthousiast.
Een koninklijke ontvangst
met een lange erehaag
van mantels en wuivende takken.
Een feestelijke sfeer,
geen wolkje aan de lucht.
Een toekomst zonder weerga.
Leve Jezus als koning.

Een medaille met ook een keerzijde.
Achter de dikke muren
van de tempel en de paleizen
broeit er wat.
Boos en angstig wordt er gefezeld:
“Die man gaat om met kleinen en armen.
Naar zijn Boodschap wordt geluisterd.
Onze positie staat op wankelen.
Kijk maar hoe de mensen achter Hem aan lopen.
Laten we hem uit de weg ruimen.”

Goede Vrijdag is nabij.

Bezinning 3

Een mens die breekt en deelt
doet anders dan de meeste mensen.
Hij kan het meestal ook niet laten.
Al wat hij heeft
is om te geven
en geven is zijn leven.

Hij brengt het meestal ook niet ver,
die mens.
Hij wordt niet rijk aan geld en goed
en vaak sterft hij vergeten,
soms gekruisigd.

Je kijkt wel wat verwonderd op
van zo’n mens.
Je vindt het niet ‘normaal’,
of minstens toch ‘ongewoon’.
Je denkt: wie doet dat nu?
Zo doen mensen toch niet?

Een mens die breekt en deelt
doet ogen opengaan,
al zie je het maar heel even:
zo’n leven is een teken
van het einde van elk voor zich.
Hier breekt nieuw leven door:
dit is het opstaan van de nieuwe mens.

Slotgebed 1

God, wij beginnen vandaag aan de Goede Week,
die in het geheugen van uw volk gegrift staat
als het ultieme moment waarop duidelijk werd
dat alleen een gegeven leven
leidt tot opstanding en tot hoop voor deze wereld.
Hou in ons de verwachting naar de vreugde van het Paasfeest levend,
nu wij samen met uw Zoon Jezus zullen ondervinden
hoe mensen elkaar de dood kunnen aandoen.
Laat ons op het einde van deze vastentijd ervaren
hoe onze kleine stappen naar de mensen van de Derde Wereld toe
zich samenvoegen met hun eigen stappen
tot een brede weg naar een nieuwe toekomst,
naar een echt Pasen. Amen.

Slotgebed 2

God, Vader en Moeder,
Gij omringt ons met uw liefde.
Het beeld van Jezus’ intocht
geeft ons hoop dat het anders kan,
dat overgave vrucht draagt
en zelfs de dood niet het einde is.
Maar toch,
we voelen de dubbelheid van deze dag:
juichen en veroordelen.
God,
Behoeder van alle leven,
zie onze wereld,
zie uw mensen:
verdwaald, verdwaasd, ontheemd, vervreemd.
Wij bidden U:
leid ons door de Goede, Stille Week die komt,
zodat wij alle tijd nemen om de weg van Jezus te gaan.
Want waar wij Hem volgen,
ontmoeten wij U.
Keer ons ten goede,
zet ons op de weg van duurzaam, van eeuwig leven. Amen.

Zending en zegen (met palmtak in de hand)

Een palmtak is symbool van ons geloof:
herinnering aan Jezus die dienstbaar werd tot in de dood…
herinnering ook aan de onberekenbare mens
die takken sneed om Hem toe te juichen
en ’s anderendaags: “Kruisig Hem” riep.
Christelijk geloven is, gelijk een palmtak,
gewijd, gezegend en naar huis gebracht…
Want christen zijn
is dienstbaar worden zoals de Heer,
in grote en kleine dingen,
en daarom gezegend worden door
+ de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.

Ga in vrede, neem een palmtakje mee naar huis en geef het, als teken van hoop, een plaatsje bij het kruis.