Tot een man die elke dag zijn echtgenote bezocht die met de ziekte van Alzheimer was opgenomen in een rusthuis, zei een verzorgster: “Weet u, meneer, het is niet nodig om elke dag uw vrouw te bezoeken. Ze herinnert zich toch niets meer, en weet niet meer wie u bent.” De man bekeek de verzorgster met verbazing en antwoordde haar: “Ik weet dat mijn echtgenote me niet meer herkent maar door haar elke dag te bezoeken, erken ik haar in haar waardigheid als echtgenote, want ik weet nog wie zij is. Zij is mijn vrouw, diegene van wie ik mijn hele leven gehouden heb en die ik nog bemin vandaag, ook al is ze afwezig, ook al is haar geest niet meer bij ons. Niemand kan de mooie jaren die we samen hebben beleefd en het gezin dat we samen hebben opgebouwd van ons afnemen. Dus mevrouw, wat u er ook van denkt, sta me toe te zeggen dat ik haar elke dag bezoek zal blijven brengen tot het moment waarop ze het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt, want het is zo dat ik haar mijn trouw betuig. Ik hoop dat u dat zal begrijpen.”
Kloosterpreken
Preken uit de diverse kloosters, huizen en dominicaanse plaatsen in België en Nederland
De Bijbel stelt, als een vooruitziende moeder, een fundamentele vraag aan de mens. Van het begin tot het einde, van Genesis tot Openbaring: “Hebt gij goed gegeten?” Om het anders te zeggen: “Wat is je eetlust?”, “Heb je honger naar het leven?”, “Heb je dorst naar echte relaties?” Bovendien spreekt dit evangelie niet alleen over voedsel, maar ook over hongersnood, over feestvieren, over het verlangen om de buik te vullen... Voedsel is in de bijbel —zoals we weten— alomtegenwoordig.
In de loop der jaren zijn er woorden die hun betekenis verliezen, die niet meer aanvaard worden door de goegemeente; woorden, die zelfs onverdraaglijk worden in de overheersende cultuur. Dit is ongetwijfeld zo voor de zin die we zonet in de lezing van sint Paulus gehoord hebben: “de kracht die Hem ook in staat stelt alles aan zich te onderwerpen”. Wat een verschrikking, zullen sommigen bij zichzelf zeggen, durven te blijven geloven in een almachtige God, een overheersende God, een God die alles verplettert wat hem verstoort, een God die maar weinig plaats laat aan de mens om zijn aardse weg te vervolgen, aangezien die mens aan de genade van de goddelijke willekeur is overgeleverd... Dit zou inderdaad een zekere perceptie van God kunnen zijn.
Aan de vier zaligsprekingen die we zonet in het Evangelie volgens Lucas hebben gehoord, en die we ook gedeeltelijk bij Mattheüs terugvinden, zouden we nog een aantal andere kunnen toevoegen die elders in de evangeliën staan vermeld: “Gelukkig hij die aan mij geen aanstoot neemt”; “Gelukkig uw ogen omdat ze zien”; “Gelukkig uw oren omdat ze horen”; “Gelukkig de schoot die u gedragen heeft”; “Gelukkig die het Woord van God beluisteren”; “Gelukkig wie zijn maaltijd zal houden in het Rijk Gods”, en “Zalig zij die niet gezien hebben en toch tot geloof zijn gekomen”. Aan deze lijst kunnen we nog een dozijn zaligsprekingen toevoegen die zijn opgenomen in de verschillende brieven in het Nieuwe Testament. In het totaal beschikken we zo over een kleine dertig zaligsprekingen. Wat een goed nieuws!