Article header background
Terug naar overzicht
Marcel Braekers
image

Elfde zondag door het jaar

In mijn werkkamer hangt een prachtige batik-doek van Suzanne Dölker dat ik ooit als geschenk kreeg. Het doek stelt een reuzegrote boom voor met vogels die in de takken nestelen, op de grond allerlei dieren met jongen, en in het centrum een gezin met een klein kindje. Het doek verwijst naar de droom van Ezechiël over de fundamentele groeikracht die de ganse kosmos doordrenkt. De idee dat een onhoudbare kracht de wereld beheerst keert in alle godsdiensten, in de kunst en de filosofie terug. Jacques Hamelinck schreef een dichtbundel met als titel ‘Ranonkel’ waarin hij beschrijft hoe een bijzondere plant de hele wereld gaat overwoekeren en mensen en dieren samen brengt. Spinoza trof zijn Joodse volksgenoten in het hart toen hij de natuur vereenzelvigde met God (Deus sive natura).

Ook de twee lezingen van deze zondag spreken over groeikracht. De boom van Ezechiël verwijst naar het volk van God dat na de ballingschap opnieuw zijn vitaliteit zal hervinden. En Jezus vertelt over de groeikracht van het graan en van het mosterdzaadje als beeld van ‘het rijk van God’. In beide situaties wordt die groeikracht gezien als een metafoor van Gods scheppende aanwezigheid in onze wereld. Het is verleidelijk - en geloven wordt beter te begrijpen - indien God vereenzelvigd wordt met de groeikracht. Geen verre God, geen moeilijk koorddansen over Gods andersheid, Hij wordt ineens tastend dichtbij. Helaas, bedoelde Jezus het anders. De groeikracht van het mosterdzaad verwijst naar de groei van het rijk van God.

Marcel Braekers

Dominicaan

“Geloofsgroei heeft zowel in onszelf als in deze wereld zijn tijd nodig om te rijpen.”

Opvallend in de parabel is de nadrukkelijke verwoording hoe de korenaar groeit: eerst de groene halm, dan de aar en dan de volgroeide stengel met een aar vol graan. Waarom die uitvoerigheid? Sommigen zien er een verwijzing in naar de geloofsgroei die elk van ons doormaakt: het zaadje van vertrouwen dat in ons hart werd gelegd, de groei van dat geloof tot volwassen aar, en tenslotte de periode van vruchten voortbrengen. Het zou een boeiend gesprek kunnen opleveren, indien we zouden samenzitten en benoemen hoe in ons een graankorrel werd geplant, wat de groei tot een aar bevorderde en wat we als vrucht voor velen betekenen.

Wat kan Jezus hebben bedoeld toen Hij deze korte parabels vertelde? Zeker opvallend is zijn geloof in de niet te stoppen groeikracht van het rijk van God. Diezelfde overtuiging klinkt ook in andere parabels door: het rijk begint klein en kwetsbaar, maar dankzij Gods scheppende aanwezigheid zal het zich onweerstaanbaar doorzetten en heel de wereld doordrenken. ‘Je moet de tijd van de oogst niet verhaasten, veeleer moet je de tegenwoordige tijd in heel zijn actualiteit beleven in vertrouwen op de vruchtbaarheid van de aarde’ zo lees ik mijn commentaar van TOB. Geloofsgroei heeft zowel in onszelf als in deze wereld zijn tijd nodig om te rijpen.

Ik heb in de voorbije dagen de tijd genomen om deze korte parabels in mij te laten gebeuren. Ze zijn zo verrassend, zeker als je ze plaatst naast hetgeen de media ons elke dag presenteren. Kerken lopen leeg, gemeenschappen verouderen snel en hebben niet meer de creativiteit om jonge mensen te enthousiasmeren. Dat is het zichtbare en meetbare stuk en zorgt voor mediabelangstelling. Maar deze parabels viseren een heel andere, niet direct waarneembare werkelijkheid. Ze verwijzen naar het centrum van ieder mens waar de potentialiteit van de graankorrel altijd aanwezig is. En ze drukken een onverwoestbaar geloof uit in het vermogen dat uit de korrel een aar en later voldragen koren voortkomt. Getuigt het van een onvoorstelbare naïviteit of voltrekt zich vandaag wat Jezus zo cryptisch voorzag? De vraag wordt actueel nu meerdere auteurs spreken over het einde van de religie en de groei van spiritualiteit. Ze beschrijven hoe op allerlei niveaus de structuur, de kerkelijke functies, de rituelen en de religieuze taal zijn uitgehold. Elke dag maken we wel nieuwe situaties mee die een symptoom zijn van deze ineenstorting. Tegelijk met de verdorring ontstaan er onverwachte plaatsen en inspirerende figuren waar een nieuwe vitaliteit van uitgaat. Het is een paradox die ik alleen kan begrijpen vanuit de idee van de groeikracht van het rijk van God: Gods stuwende en helende kracht die mensen aansteekt omdat ze op een nieuwe frisse manier luisteren naar hun innerlijk en de tekenen van de tijd begrijpen. De vele geïnspireerde, a-religieuze initiatieven zijn een bewijs van de groeikracht van het graan, het kiemt waar je het helemaal niet zou verwachten. Ik zie ook wel hoe mensen die zich jaren hebben ingezet lijden onder het verlies, maar hoe verkwikkend kan het diepe Godsvertrouwen dat Jezus bezielde ons niet inspireren? Het enige dat we in handen hebben is vertrouwen en gelovige durf in wat gebeurt.

Marcel Braekers OP