Article header background
Terug naar overzicht
Jozef Essing
image

21ste zondag door het jaar

Wie probeert te bemiddelen in een familieruzie of tussen demonstranten pro-Israel en pro-Palestijnen, wens ik veel sterkte toe. Hij of zij loopt het risico van beide strijdende partijen scheldwoorden en klappen te krijgen. Want ieder is zo verzekerd van het eigen gelijk tegenover het onrecht van de ander, dat elke nuance, elke poging in de richting van ‘hoe voelt het voor hén’, enkel boosheid opwekt. Je hoort óf voor óf tegen te zijn.

Jezus straalt vrede uit - het hebreeuwse woord hiervoor is shalom dat spreekt van verbinding. Dat is bedreigend voor hen die zich opsluiten in hun eigen gelijk. Het licht kwam, maar de duisternis was bang om aan het licht te komen, schrijft Johannes.

Maar Hij verbreekt de communicatie niet. Hij is het aan-blijven-spreken in levenden lijve, zelfs als hij daardoor dodelijke wonden kan oplopen. Het woord is immers vlees, dat is een kwetsbare mens, geworden.

Voor de evangelist Johannes is dit niet aflatende aan-blijven-spreken, met alle risico’s daaraan verbonden, de wijze waarop God zelf zich geeft aan de wereld: zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeborene heeft gegeven.

Je kunt gemakkelijk onder de indruk te raken van deze benadering van mensen die behekst zijn door de duistere macht van het kwaad. Moeilijker is het te geloven dat deze aanpak de wereld verder helpt: dat het vrede brengt waar het geweld zijn macht doet voelen, leven waar dood en vernietiging vrij spel schijnen te hebben.

Hiermee zijn we aangekomen bij het evangelie van vandaag, bij Jezus’ eigen leerlingen die moeite hebben met wat hij even tevoren heeft gezegd. Hij vraagt geloof in hem, wat meer is dan enkel de gedachte, dat zijn benadering van mensen sterker is dan je zou denken. Geloven in Hem – dat hij het brood des levens is - betekent niets minder dan dat je zijn instelling, inclusief verlies van leven, ziet als redding voor onze geharnaste wereld. Meer nog: dat je je ‘met hart en mond’ opent voor wie hij wil zijn, voor deze manier van aanwezig zijn, en dit tot in je diepste vezels laat doordringen, zodat je zelf opengebroken wordt tot een mens van vrede. Het betekent dat je zijn sterven letterlijk ‘slikt’ om het nieuwe leven dat hij biedt binnen te laten. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt zal leven in eeuwigheid.

Het is een duidelijke toespeling op eucharistie en communie, sacrament van eenheid en verbinding. De onderlinge band tussen de leerlingen zal Jezus daarbij niet uit het oog verliezen. Dat zij een mogen zijn zoals ik in u en gij in mij, zal hij bidden op het moment van afscheid en heengaan naar zijn Vader. Hier echter valt de nadruk op de verbinding met hem en, via hem, zijn God. Want het is de verbinding met zijn Vader, waardoor zijn verlies van leven een schenken van leven aan ons wordt: Zoals ik leef door de Vader zo zal hij die mij eet leven door mij.

Verbinding met Hem, in zijn sterfelijkheid van vlees en bloed, is contact met de hemel. Iets waarnaar destijds het manna in de woestijn wel naar wees, maar niet echt kon geven. Het gaf leven voor even, maar geen leven dat niet vergaat. Hij die zich de Mensenzoon noemt kan dit wel; want hij die mij eet zal leven door mij, zoals ik leef door de Vader.

“Deze taal stuit tegen de borst”. Het blijkt ook voor de eigen leerlingen moeilijk te verteren: dat je door het ‘slikken’ van Jezus’ sterven het leven van de Onsterfelijke krijgt. Hij antwoordt daarop: Als ge de mensenzoon ziet opstijgen naar waar hij was? Het is de geest die levend maakt. Het vlees is van geen nut.

Wat zijn dit voor woorden, die het raadsel eerder groter schijnen te maken dan het te verklaren? Wel, ze hebben te maken met zijn heengaan, met zijn dood. Bij zijn afscheid van de leerlingen zal hij zeggen: “Het is goed dat ik heenga … want dan zal ik de Pleitbezorger naar u zenden, de Geest der waarheid die van de Vader komt” Het moment van zijn sterven is het moment van opstijgen, van volkomen opgaan in de liefde van zijn Vader voor ons. Daarmee wordt hij één met de Bron van alle leven. Dan is de Geest die levend maakt, die van de Vader komt, ook geheel in de Zoon. Dan kan Hij ook die Geest van bij de Vader naar ons zenden.

Zo komt door het ‘slikken’ van Jezus’ sterven het leven van de Onsterfelijkein ons.

Het vlees is van geen nut: hier klinkt een echo van Jezus’ woorden tot Nicodemus, dat de mens opnieuw / van omhoog geboren moet worden.

Het leven dat hij geeft is meer dan leven dat vergaat, meer dan leven vanuit ons beperkte menselijke perspectief - vanuit het vlees, zoals Hij het daar noemt. Het is duurzaam, niet stuk te krijgen leven, vanuit blijdschap, uit de volheid van God die Geest is - uit de blijdschap die zij ten volle in zich mogen hebben, zal Hij bij zijn afscheid bidden. Het is de blijdschap om reddende nabijheid in de nood – vermeld in de eerste lezing. Het is de innigheid van ik in U en Gij in mij, of - zoals een tiener het ooit uitdrukte - het ‘zalig heen en weer’ tussen geliefden en vrienden die het goed hebben met elkaar. Het is leven vanuit de volheid en vreugde van God zelf.

Zou Petrus iets dergelijks bedoelen wanneer hij, antwoordend op de vraag aan de leerlingen of ook zij willen afhaken, zegt: U hebt woorden van eeuwig leven. Tot wie zouden wij anders gaan?

Fotocredit: iStock/helivideo