Article header background
Terug naar overzicht
Dominicus Kamsma
image

26ste zondag door het jaar

Bij een bezoek aan de huisarts gaan we ervan uit dat deze arts bevoegd is, dat de papieren in orde zijn en dat de arts trouw is aan de eed die hij of zij heeft afgelegd. Door sommige artsen wordt argwanend gekeken naar alternatieve geneeskunde. Alternatieve methoden en medicijnen lijken soms verrassend goed te werken. Dan hoor je wel eens de vraag: mag dat zomaar?

image

Hierover gaan ook de lezingen van deze zondag. ‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp. Zij zijn niet officieel aangesteld, niet gewijd zou je kunnen zeggen en toch spreken zij namens God. Mag dat zomaar? Ze vragen Mozes om Eldad en Medad te verbieden te profeteren. Maar Mozes zegt: “Ik zou willen dat iedereen zo begeesterd zou profeteren”.

Een vergelijkbaar verhalen lezen we in het evangelie. “Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.” Je hoort de leerlingen tegensputteren: “Kan dat zomaar? Moeten ze zich niet bij ons aansluiten en het op onze manier doen?”

Evangelie volgens Matteüs

25, 40

“Alles wat je voor één van de minste der broeders en zusters van Mij hebt gedaan, heb je voor mij gedaan.”

Jezus zegt: ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons.’ Mensen die in Jezus’ naam iets doen en niet bij onze club horen, zijn toch voor ons? Waarom zou je de goede werken van mensen buiten je eigen kring veroordelen? Als we geloven dat God schepper is van alle mensen, kan zijn Geest wellicht ook in alle mensen werken.

Het zijn dus zeker niet alleen christenen die voor zieken zorgen, die aandacht hebben voor mensen in nood, die armen helpen, die opkomen voor het milieu en de natuur, die liefdevol en vol zorg met hun medemensen omgaan. In mensen die naar elkaar omzien, in mensen die een beker aanreiken aan wie dorstig zijn, in mensen die de demonen van geweld, haat, macht, verdrijven, in deze mensen kun je iets van Gods goedheid zien. Deze mensen doen mij herinneren aan wat Jezus elders in het evangelie zegt: Ik had dorst en je hebt mij te drinken gegeven, ziek en je hebt mij bezocht. enz.

Stomverbaasd vroegen de mensen aan Jezus: wanneer hebben wij u te drinken gegeven, of bezocht? En het antwoord was: “alles wat je voor één van de minste der broeders en zusters van Mij hebt gedaan, heb je voor mij gedaan (Mt 25, 40)”. God die ons het leven gaf, vraagt wat we aan liefde en zorg hebben gedaan. Hoe we barmhartigheid hebben bedreven met onze handen, ogen en voeten.

De taal van Jezus wordt in het evangelie van deze zondag scherper van toon wanneer hij zijn volgelingen op het hart drukt om consequent te leven op weg naar het rijk van God. Afhakken van handen en voeten is geen oproep tot zelfverminking, maar een wijze van spreken om ons wakker te maken. Met deze krachtige beeldtaal houdt Jezus ons een spiegel voor welk kwaad wij met onze zintuigen en ledematen kunnen uitrichten.

Je kunt altijd kijken naar de ander. Hoe doet hij het? Hoe doet zij het? Maar durf je het ook aan eerlijk naar jezelf te kijken? Als je met je vinger naar een ander wijst, wijzen er ook drie naar jezelf. Want hoe graag we ook deze wereld willen hervormen en veranderen, de vraag die wordt gesteld is: waar ben jij in dit alles? Ben je iemand die een beker aanreikt of iemand die daar liever over praat. Ben je iemand die aandacht heeft voor mensen die kwetsbaar zijn, of iemand die ze over het hoofd ziet? Ben je iemand die graag wijst naar anderen over wat ze wel en niet doen? Ben je iemand die je medemensen als zusters en broeders kan aanvaarden? Kun jij aanvaarden dat ze anders kunnen zijn dan jij. Dat ze anders doen en denken dan jij. Jezus wijst uitdrukkelijk op de gevolgen als je dat niet aanvaardt. Dan gebruik je je handen, voeten en ogen niet om de goede dingen te doen.

Jezus daagt ons uit eerlijk naar onszelf te blijven kijken. Het gaat daarbij niet over de vraag wie bevoegd is goed te doen. Iedereen heeft het recht om goed te doen. Door het aanreiken van een beker water aan wie dorst heeft. Door verdrijven van demonen van geweld, haat en macht.

Ofwel: je handen, voeten en ogen te inzetten voor de noden in mens en samenleving. Waar dat gebeurt, wordt het leven 'goed', zoals God het vanaf het begin bedoeld heeft. Amen.