Johannes leefde in de woestijn en voedde zich met wat die onherbergzame plaats aan voedsel bood, zo zeggen de evangelisten. De zo noodzakelijke religieuze reveil verwachtte hij blijkbaar niet vanuit de tempel en de ermee verbonden religieuze praktijken. Zoals in de lezing van volgende zondag wordt beschreven, moesten mensen hun concrete gedrag veranderen, gerechtigheid beoefenen eerder dan offers op te dragen. En als symbolisch gebaar doopte hij in de Jordaan. Niet zo onschuldig, want dat alles riep herinneringen op aan de Uittocht door de Rietzee en het oversteken van de Jordaan. Door het doopsel gingen mensen opnieuw symbolisch die tocht van slavernij naar vrijheid op weg naar een land van veiligheid en toekomst. Zo zouden kronkelpaden recht worden, hobbelige wegen effen. En zo zouden mensen zich gereed maken om de komst van de Messias te begroeten.
Maar er is nog een tweede stroming waartegen hij reageerde. De Joodse eminente kenner van het Nieuwe Testament, David Flusser, was van mening dat Johannes eerder lid was van de Esseense sekte die door afzondering en rituele zuivering zich gereed maakte voor de Messiaanse tijd. Maar hij reageerde tegen haar elitaire houding en haar afkeer van het alledaagse. Wel nam hij van hen de rituele wassing over, maar anders dan de sekte riep Johannes tot bekering op midden het dagelijkse leven. Mensen moesten niet hun job of gewone leven opgeven, maar daarbinnen zoeken naar gerechtigheid. Na zijn arrestatie en terechtstelling zou Jezus publiek beginnen optreden om de leemte die was ontstaan in te vullen. Daarbij zou Hij eigen accenten leggen waarbij zorgeloosheid en vreugde de basis vormden. (D. Flusser, Johannes de Doper en Jezus. In: Tussen oorsprong en schisma p.99)
Johannes en de Advent, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden (zoals ook de figuur van Maria symbool staat voor de stille heilsverwachting). In de schilderkunst wordt hij altijd voorgesteld als een wat slonzige man met lang sluik haar, barrevoets en met een ruwe pels als kleding. Het is het klassieke beeld dat we hebben van ascese en bekering. Maar is dat ook niet een manier om bekering tot iets esoterisch te maken, weg van het eigenlijke leven? Johannes roept ons echter op om binnen onze levenscirkel en in ons dagelijks leven kleine gebaren van goedheid te stellen waardoor de wereld er anders gaat uitzien. Levinas noemde dit “la petite bonté”, de kleine alledaagse goedheid die alle ideologie en systemen overstijgt.
Roger Burggraeve zei hierover ooit:
Het enige wat levendig overeind blijft is de kleine goedheid van het dagelijkse leven. Ze is fragiel en voorlopig. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden zonder triomf. Ze is gratuit en juist daardoor eeuwig. Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’ die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt, ook al is ze volstrekt weerloos tegenover de machten van het kwaad.
Was het dat wat bedoeld werd met het recht maken van kronkelpaden? In een verwarrende, chaotische tijd op een bescheiden wijze een weg banen naar een Messiaanse tijd?