De leerlingen zitten angstig achter gesloten deuren. De leerlingen zijn bevreesd dat ze ook zullen opgepakt en geëxecuteerd worden. Hiermee wijst Johannes erop dat angst de weg naar geloof en vertrouwen kan blokkeren. De gesloten deuren benadrukken de beklemming van de leerlingen. Ze zitten vast, ze kunnen geen kant op, ze zijn gevangenen. Het is niet moeilijk om deze angst te actualiseren. Als we angst hebben om afgewezen of veroordeeld te worden, sluiten we ons dan niet vaak op in onszelf? Willen en durven we dan luisteren naar wat anderen te zeggen hebben? Soms weegt het verleden zo zwaar dat we de toekomst niet meer aandurven. Jongeren voelen angst voor een dreigende toekomst. Ouderen voelen zich bedrukt omdat ze de droom van een zonnige toekomst niet hebben waar gemaakt.
Jezus gaat niet in op de vrees. Hij wenst vrede aan zijn leerlingen, toont zijn handen en zijn zij en herhaalt de vredeswens tweemaal. Dit is niet alleen een groet en een wens, maar een opdracht om onder elkaar voor vrede te zorgen. Jezus zendt zijn leerlingen de wereld in. Hij blaast over hen en geeft hen hiermee de heilige Geest en hij spoort hen aan om te vergeven. Is vergeven de weg vanuit de angst naar de vrede? Het blazen roept het tweede scheppingsverhaal op: “Toen maakte de HEER God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.” De verrezen Jezus zal de angstige leerlingen tot nieuwe mensen maken, maar zij moeten de stap van de vergeving zetten. Er was toch wel één en ander te vergeven: Judas had Jezus uitgeleverd, Petrus had hem verloochend en waar waren de anderen gebleven? Toen de leerlingen Jezus zagen, waren ze blij, maar reageerden niet op de wonden. Misschien hebben ze zich diep schuldig gevoeld en bij de aansporing om te vergeven beseft dat om tot vergeving te komen kwetsuren moeten getoond en erkend worden. Vergeven gebeurt in een gesprek waarbij dader en slachtoffer naar elkaar luisteren. Als we kwetsuren zien of tonen, komen we open voor de waarheid van de ander en maken we onze waarheid zichtbaar.
Ook voor Tomas zijn de littekens van Jezus erg belangrijk: “Als ik in zijn handen het litteken van de spijkers niet zie, zal ik echt niet geloven.” Tomas wil alleen maar vertrouwen op de verrezen Jezus als die solidair blijft met al wie lijdt en gemarteld wordt. Tomas heeft deze vraag niet rechtstreeks aan Jezus gesteld. Op die volgende zondag anticipeert Jezus op een mogelijke vraag van Tomas door hem uit te nodigen de littekens te betasten en zegt: “Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.” Door de gebiedende wijs “wees” lijkt het hier om een scherpe breuk te gaan, je bent ongelovig óf gelovig. De Nederlandse vertaling is hier wat misleidend. In het Grieks staat er niet de imperatief van het werkwoord ‘zijn’, maar ‘ginou’ van het werkwoord ‘ginomai’. Dit werkwoord betekent: in wording zijn, worden, ontstaan. De woorden van Jezus zijn dus dynamischer: Jezus wil dat Tomas zijn ongeloof en wantrouwen terugdringt en zijn geloof en vertrouwen laat groeien. In de Traduction oecuménique de la Bible staat: “cesse d’être incrédule et deviens un homme de foi.” Deze vertaling plaatst tegenover de afname van het wantrouwen de toename van het vertrouwen. Het is geen zwart-wit gebeuren ‘gelovig óf ongelovig’, maar een telkens terugkerende opdracht om van wantrouwen naar vertrouwen te groeien. Via Tomas spoort Jezus ons aan: “Laat het wantrouwen achter je en durf vertrouwen.” Hierdoor zullen we de angst overwinnen en door vergeving een stapje naar vrede zetten.
(Met dank aan Hendrik Van Moorter voor een aantal belangrijke suggesties)