Article header background
Terug naar overzicht
Marga Zwiggelaar
image

Derde zondag van de Advent

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen; ik heb een hekel aan wachten. Als ik met het openbaar vervoer moet reizen, neem ik altijd een boek of een handwerkje mee om de wachttijd op het perron of bij de bushalte, nog enigszins nuttig te besteden. En dan heb ik het nog niet eens over al die uren van mijn leven die ik in wachtkamer of –hal heb doorgebracht. Ik heb er gewoon het geduld niet voor, voor dat wachten. En ik ben niet de enige.

image

Deze zondag is de derde zondag van de advent, van de wachttijd. We zitten allemaal op dat perron om de komst van Christus af te wachten. Deze zondag wordt in de traditie Zondag Gaudete genoemd, wat ‘Verheugt u’ betekent. Wachten kan dus ook blijkbaar een vreugdevolle gebeurtenis zijn.

In de eerste lezing van vandaag komen we de profeet Sefanja tegen. Hij profeteert in een tijd dat het Assyrische rijk in Israël een flinke vinger in de pap heeft. De lezing is het einde van zijn rede over het lot van Jeruzalem. Het begin van deze rede wordt niet gelezen, maar het is wel de moeite waard om er kort bij stil te staan. De onrechtvaardigheid viert hoogtij in de stad. Deze zal gezuiverd worden van alle onrecht, elke vorm van achterklap en bedrog. Pas als God alles wat schaadt heeft vernietigd, kan er weer groei komen. En dan begint de lezing van vandaag. De Heer heeft de straten schoon gespoeld. De Eeuwige zal hen niet meer verlaten, er is geen reden meer om bang te zijn, of om je over te geven aan onverschilligheid. ‘Je hand laten verslappen’, noemt de profeet het. God heeft de stad en haar inwoners zo lief, dat de hele wereld wordt vernieuwd, ontdaan van duister en donker. Zo kunnen we met een schone lei beginnen. En dat maakt God zo blij, dat de Eeuwige zelf jubelt en juicht om ons, mensen.

Ook Paulus roept de christenen in Filippi op om verheugd te zijn, omdat de Heer nabij is. Vanuit de blijdschap kunnen ze vriendelijk zijn, en onbezorgd. Mensen onderweg mogen weten dat ze niet alleen zijn. Daar mag je heel blij om zijn. Dan kun je licht verder trekken.

Maar er zijn ook allerlei zaken die ons af kunnen houden van het lichte reizen door het leven. Het leven is niet altijd jubel en gejuich. En al dat wachten, daar moet je uithoudingsvermogen voor hebben.

Marga Zwiggelaar

Dominicanes

“Met de geestkracht en het vuur van Christus worden alle nare, duistere, bedekte en onrechtvaardige plekken weggebrand.”

In de evangelielezing van vandaag worden we geconfronteerd met een groep mensen, die wel licht door het leven willen gaan, maar niet precies weten hoe ze dat moeten doen. Ze kloppen bij Johannes de Doper aan, die zich ophoudt bij de Jordaan. Het is de grensrivier tussen woestijn en bewoonbaar land, dwalen en settelen. Op deze grens gaat Johannes handelen, na zijn louteringstijd in de woestijn. Daar begint hij mensen te dopen en de weg te wijzen.

Het is een bont gezelschap om hem heen. Er zijn Joden, die volgens de Joodse regel niet gedoopt hoeven te worden, collaborateurs met de bezetter, Romeinse soldaten. De centrale vraag bij al deze groepen is: ‘Johannes, wat moeten we doen?’ Niet, wat moeten we geloven.

De Joden, het volk, houdt hij voor dat ze kleding en voedsel moeten delen. Het zijn de twee basisbehoeftes voor een mens. Hij roept op om rechtvaardig om te gaan met de bronnen die je hebt. Net als Sefanja doet hij een oproep voor rechtvaardigheid en eerlijkheid. Dan komen de tollenaars die gedoopt willen worden. Een spannende zin. Door de doop worden ze schoon gewassen. Tollenaars waren gehaat. Niet alleen omdat ze belasting inden, maar omdat ze belasting inden voor de bezetter, de Romeinen. Het was volk waar je als fatsoenlijke burger niet mee om ging. Johannes vraagt hen echter niet om ander werk te gaan zoeken, maar om hun werk naar eer en geweten te doen. Niets meer, niets minder. Zijn antwoord is om het goede te doen, daar waar je bent in de samenleving. En dat kan zelfs aan de ‘verkeerde kant’ van levenskeuzes zijn.

En dan die laatste groep, de soldaten. De bezetter in eigen persoon. Maar ook zij weten de weg naar Johannes te vinden. Johannes houdt ook hen een eenvoudige regel voor: wees tevreden met wat je hebt. En denk je dat je niet genoeg hebt, maak dan niet een ander het slachtoffer van jouw wens naar meer.

De mensen herkennen een Messias, een redder, in Johannes. Maar Johannes benadrukt dat hij dat niet is. Die andere Redder zal niet dopen met water, maar met vuur. Vuur reinigt door en door en brengt vruchtbare aarde voort. Het is het vuur dat Jeruzalem schoonbrandt bij Sefanja, het vuur van de Geest die de mensen in Filippi gaande houdt. Ondanks de waarschuwingen van Johannes is het een blijde boodschap. Met de geestkracht en het vuur van Christus worden alle nare, duistere, bedekte en onrechtvaardige plekken weggebrand. En uit die verbrande donkerte kan weer wat nieuws opbloeien. Verbrande aarde wordt vruchtbare grond.

Er is genoeg te juichen en blij om te zijn in deze tijd van verwachten. En bij al dat juichen en jubelen moet ik stiekem denken aan broeder Timothy Radcliffe. Hij schreef dat hij zich altijd verwonderde dat kerkmensen met serieuze en uitgestreken gezichten de meest vreugdevolle teksten konden zingen. Laten we daarom niet alleen vriendelijk zijn, maar laten de mensen om ons heen ook laten zien dat wij blije mensen zijn, die licht door het leven trekken mogen. Zelfs op dat winderige perron, of in die saaie wachtkamer. Of desnoods in de kerk.

Fotocredit : Arjan Broers