Voor Matteüs gaan vandaag ‘de schriften in vervulling’: de geschiedenis van Gods volk, zoals opgetekend in Genesis en Exodus, komt tot zijn toppunt. Het is geen lieflijk gebeuren maar een grimmig verhaal van vreemdelingen die ongewenst zijn, van bedreigd worden met de dood door een despoot en zijn kliek. Het jongetje Mozes dat ten dode is opgeschreven maar ‘uit het water’ opgehaald wordt, uit de dood vandaan, is in levenden lijve aanwezig.
Het is een verhaal van beweging tegenover verstarring, nieuwsgierigheid tegenover angst.
Er verschijnen mensen uit een andere omgeving - magiërs genoemd die zich los hebben gemaakt van hun vaste plek, aangetrokken door een ster; mogelijk hebben zij iets met sterren - signalen waarvoor zij open staan vanuit hun cultuur. Hoe je dit fenomeen ook duidt, die vreemdelingen zijn in ieder geval ontvankelijk voor iets dat verder reikt dan wat direct voor het grijpen ligt en uitstijgt boven het eerste dat in je opkomt. Zij zijn niet voldaan maar ‘nieuwsgierig’, toegankelijk voor het nieuwe, en laten zich uitnodigen om van hun vaste plaats te komen.
Hoe anders is het gesteld met degenen bij wie zij zich aandienen. Voor Herodes en Jeruzalem is het niet minder dan een aardschok - een seismos, staat er letterlijk. Een nieuwe koning wordt aangemeld en het machtscentrum weet van niets! Voor heerszuchtigen, najagers van controle en zeggingschap, uiterst bedreigend. Koning Herodes, vertegenwoordiger van macht die over lijken gaat, gedraagt zich als destijds de farao, die bang was dat dat vreemde volkje van trekkers - ‘Hebreeën’ – hem boven het hoofd zou groeien.
En dan die priesters en schriftgeleerden. Zij gedragen zich als een kliek om de tiran heen. Zij bezitten de schriften; maar die blijven voor hen een gesloten boek, totdat die vreemden met hun vragen hen nopen deze te openen. En dan nog doen zij dat meer op instigatie en in het belang van Herodes, dan om de zoekende magiërs van dienst te zijn. Zij vertegenwoordigen een schriftlezing die gekaapt wordt door machthebbers en tot slaaf gemaakt van dominante leuzen als ‘weer de grootste’ en ‘winner takes all’. Het is maar al te herkenbaar in deze tijd.
Het zijn uitgerekend outsiders, ‘van niets wetend’ maar nieuwsgierig, die met hun vragen de schriften weer openen en oude woorden nieuw doen klinken: over een koning die heel anders is dan men verwacht of wenst. Hij is van geringe komaf: uit het kleine Bethlehem, afstammeling van een figuur die allesbehalve een macho was - David, die door vader en broers als schapenjongen ‘met rossig haar en mooie ogen’ over het hoofd gezien werd, toen de profeet Samuel een opvolger zocht voor de kloek gebouwde Saul.