Met Allerzielen zijn we vooral bezig met het tweede deel van die uitspraak. Leven met de dood van de ander.
De meesten van ons zullen dit kennen, iedereen zal al wel eens afscheid genomen hebben van een dierbare. Het beeld van het jongetje uit Gaza dat bij het uitdelen van levensmiddelen zijn moeder verloor, gaat niet meer uit mijn hoofd. Mijn neefje van anderhalf jaar die stierf aan een zwaar hartfalen, de oud-medewerkster die 69 jaar was en de strijd tegen kanker verloor – iedereen kan zijn persoonlijk rijtje opschrijven.
Waarom?Waarom moet dit gebeuren, waarom ons gezin, waarom dit kind, die moeder… Het houdt ons bezig. De lezingen van vandaag geven geen antwoord. De vraag van het “waarom” blijft open, en het is moeilijk te accepteren dat dit waarschijnlijk zo blijft.
Wat de bijbel, Jesaja, God, ons biedt is “troost”. “Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen”. Kan dit helpen wanneer de rouw je dreigt te overmannen? Jesaja zet dit in een groter perspectief: de dood zal niet meer zijn. Het gastmaal op de berg zal ons verenigen met al onze dierbaren die ons voorgegaan zijn. Dit verschuift het antwoord waar we naar verlangen naar het hiernamaals. En toch – troost is waar we net zo goed behoefte aan hebben. Troost die gegrond is in hoop, zoals Jesaja zegt. Het is een weg die ons gewezen wordt, uit het donker naar het licht. Een reden om “blij te zijn en te juichen”!