Article header background
Terug naar overzicht
Bernard De Cock
image

Derde zondag in de Veertigdagentijd

Wie is God ?

image

Mensen hebben blijkbaar altijd gezocht naar een verantwoordelijke of naar redenen wanneer iemand getroffen wordt door het ongeluk. Enkele weken geleden kwam iemand mij zeggen: “Heb je het al gehoord van Karel? Een maand geleden hebben ze bij hem onverwacht een onomkeerbare kanker gevonden. Hij is ondertussen al gestorven en begraven. Maar ja, het verwondert mij niet, hij leefde toch een beetje te uitbundig hé”.

De persoon die mij dat vertelde, wilde blijkbaar horen hoe ik zou reageren op wat hij zei. Ik antwoordde: “Mijn papa heeft altijd sober geleefd en hij is, niet oud, aan leukemie gestorven.” De man zweeg en is daar niet op teruggekomen. De opvatting dat ziek zijn en eraan sterven louter het gevolg is van het eigen gedrag, is in onze samenleving vrijwel algemeen geworden. Wij redeneren hierbij uiteindelijk vanuit een soort rechtvaardigheidsgevoel en we drukken dat uit met typische zegswijzen zoals: ‘boontje komt om zijn loontje’. Hier wordt de rechtvaardigheid gezien als een automatisme: wie losbandig leeft, wordt tenslotte ziek, of anders uitgedrukt: als je ziek bent, heb je er zelf schuld aan. Als je dat gelovig gaat bekijken, dan is de stap vlug gezet naar: ‘God beloont het goede en straft het kwade’.

In het evangelie van vandaag wordt ook Jezus met die kwestie geconfronteerd.

Men komt hem vertellen dat vrome Galileeërs tijdens het offeren in de tempel van Jeruzalem door de hardvochtige Pilatus beestachtig vermoord zijn. Hun bloed is vermengd met dat van hun offerdieren, wordt er letterlijk beschreven. Stel je voor: gedood worden tijdens een religieus gebeuren. Dan moet je daar toch zeker een zware zondaar voor zijn. De gesprekspartners van Jezus meenden wel degelijk dat God door deze wrede dood bijzonder zware zonden bestrafte. Hoe groter het ongeluk, hoe zwaarder de zonde wel moet zijn. Zo moet de goddelijke rechtvaardigheid in elkaar steken, dacht men.

Maar Jezus reageert verrassend anders: “Denken jullie nu echt dat deze vermoorde Galileeërs grotere zondaars waren dan alle anderen, omdat ze dat vreselijke lot ondergaan hebben?”, zegt Jezus. En om zijn antwoord kracht bij te zetten, geeft hij zelf nog het voorbeeld van de ingestorte Siloamtoren in Jeruzalem. De slachtoffers van die ramp waren niet schuldiger dan andere inwoners van Jeruzalem. Let wel, Jezus beweert zeker niet dat wij mensen onschuldig zouden zijn, maar hij verzet zich tegen een opvatting die de goddelijke rechtvaardigheid voorstelt als wreed. Als een koel mechanisme van overtreding en straf.

image

Eigenlijk krijg ik in de evangelielezing van vandaag geen duidelijk antwoord op de vraag wie of wat verantwoordelijk is voor mijn lijden, maar wel wie God is en hoe Hij omgaat met mijn falen.

Wij moeten niet sidderen en beven voor een afstandelijk opperwezen, voor een soort Vrouwe Justitia met blinddoek en weegschaal, maar wij mogen vertrouwen op God die naar ons luistert en met ons in gesprek gaat. Hij is groter dan onze juridische logica van ‘schuld en boete’. Uiteraard moet misdaad bestraft worden, maar bij God kan ik ook steeds opnieuw beginnen. Ik word als persoon niet voor altijd herleid tot wat ik verkeerd heb gedaan. Gods gerechtigheid is zijn barmhartigheid, wordt mij vandaag toegezegd. Daarom kan Jezus elk van ons persoonlijk aanspreken en zeggen: Erken uw fouten, heb er spijt over, en leg dat in Gods handen, m.a.w. bekeer u.

Om dat duidelijk te maken vertelt Jezus de parabel van de vijgenboom. Ieder weldenkend mens wil een boom die al drie jaar geen vruchten draagt, laten omhakken. Dat lijkt volkomen terecht. Degene echter die de boom verzorgd heeft, vraagt nog een jaar uitstel. Hij wil het nog eens met veel geduld proberen. Tegen de voorbije ervaring in.

De boomverzorger staat symbool voor God. Door de parabel heen geeft Jezus ons een inzicht in wie God is. Het valt op dat er hier geen zware theologie aan te pas komt. Jezus spreekt over God in diens barmhartige verhouding met de mens. Precies omwille daarvan heeft de liturgie als eerste lezing gekozen voor Exodus, hoofdstuk 3, een van de belangrijkste verhalen uit de Bijbel. Het vertelt hoe God zijn naam bekend maakt aan Mozes vanuit het brandende braambos. Maar eerst spreekt hij over zijn verhouding met elk mensenkind persoonlijk. Hij zegt het uitdrukkelijk: “Ik ben de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jacob”. En ja, we mogen vervolgen: de God van Erik, de God van Mieke, enz. De herhaling in de uitdrukking ‘de God van…’ benadrukt die persoonlijke relatie. Maar ook met de gemeenschap heeft God een verhouding: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien”. Tenslotte maakt Hij zijn naam bekend:

Jahweh. In die naam komen twee vormen samen: wees er, ik zal er zijn. Een unieke aanduiding van wat de gelukkig makende relatie is van God met ons.

Wat een genade te mogen leven in die liefde van God. Amen.

image

Fotocredieten : istock & Lawrence Lew OP