Er zijn momenten in het leven waarop we het woord “verheugt u” horen en niet goed weten wat we ermee moeten.
We kunnen het verlangen, het zelfs waarderen, maar de omstandigheden lijken er niet altijd bij te passen. Gaudete–zondag richt zich precies tot dat spanningsveld. De liturgie nodigt ons uit om ons te verheugen midden op de weg—op het moment dat er nog vragen zijn, nog verwachtingen openstaan, en sommige delen van ons leven meer lijken op de woestijn van Jesaja dan op zijn bloeiende land.
Advent is nooit bedoeld als een seizoen waarin we doen alsof het al Kerstmis is. Het is een tijd waarin we leren om in de schemering te lopen, met ogen die steeds beter worden in het onderscheiden van licht. De vreugde van Gaudete is daarom geen opgewektheid die de werkelijkheid overschreeuwt. Het is de vreugde van het herkennen van kleine tekenen — subtiele aanwijzingen dat God al bezig is, dat Zijn toekomst zich een weg baant, soms door barsten, soms door scheuren die we liever niet hadden gehad.
Johannes kent die spanning beter dan wie ook. Hij zit gevangen. Zijn werk lijkt tot stilstand gekomen. De Messias is gekomen, ja… maar niet zoals hij het zich had voorgesteld. Hij had gesproken over een bijl aan de wortel, over oordeel, over een vuur dat zuivert. En nu hoort hij over Jezus die zieken geneest, over barmhartigheid die geen grenzen lijkt te kennen, over armen die verheugd zijn terwijl machthebbers niets te vrezen lijken te hebben. Johannes twijfelt niet aan God; hij probeert te begrijpen hoe God werkt.
Daarin is hij een spiegel voor ieder van ons. Want ook wij hebben beelden van hoe God zou moeten handelen — sneller, duidelijker, krachtiger misschien.
Wanneer dat uitblijft, kunnen we ons afvragen of we ons niet vergist hebben. En juist dán is er iets moedig aan Johannes: hij gaat met zijn vragen naar Christus. Niet naar zijn eigen gedachten, niet naar zijn teleurstellingen, maar naar de Heer zelf.
Jezus geeft hem geen uitleg in abstracte woorden. Hij zegt niet: “Johannes, je zit fout,” of: “Je had dit moeten weten.” Nee, Hij wijst op tekens — op daden waarin Gods hart zichtbaar wordt: blinden zien, lammen lopen, melaatsen worden rein, doven horen, doden staan op, armen ontvangen goed nieuws.