Het wordt bevestigd door Gods stem in een wolk: ‘Dit is mijn veelgeliefde zoon, luistert naar hem’. In een wolk, dat is Gods gecondenseerde adem, Zijn geest, afgedaald naar Jezus en zijn allernaasten.
Maar blijven in die Godswolk van zachtheid en wijsheid kan niet: deze ervaring is bedoeld om hen allen te sterken op de weg die voor hen ligt: de afdaling naar Jeruzalem, naar de plaats waar Jezus’ lijden en sterven zich zal voltrekken.
Jeruzalem verandert daarmee voor de leerlingen van de stad van vrede in de stad van verdriet en ontgoocheling.
Zo kan het ons soms ook gaan: nieuwe inspiratie, krachtige spirituele verbondenheid die beproefd wordt in de moeite van alledag en in de gebeurtenissen van deze onrustige tijd. Menigeen lijdt daaraan.
Maar het is intussen Pasen geworden voor de leerlingen, voor ons dus.
Ze hebben hun leermeester nieuw ontmoet in het breken van het brood, in onderlinge gesprekken, in het delen van de vredesgroet. Zo hebben we hem herkend als het licht van de wereld.
Jeruzalem krijgt voor de leerlingen langzaam iets van zijn glans terug. Maar de kracht om zijn werk voort te zetten ontbreekt hen nog.
Toch keert Jezus terug naar zijn vader, in een scène lijkt op die van de verheerlijking. Lucas schildert twee scenario’s. In Handelingen speelt het gebeuren zich af in Jeruzalem, die stad op de Sionsberg die voor de leerlingen twee gezichten heeft: die van de pijn en die van de hoop. In het evangelie neemt Jezus de leerlingen mee naar een berg bij Bethanië. Huis van ellende betekent die naam.
In beide verhalen zien we dus weer die steeds terugkerende realiteit dat de weg naar echte vreugde niet kan zonder verdriet, dat de weg naar het leven loopt via de dood.