Article header background
Terug naar overzicht
Tommy Vandendriessche
image

Negenentwintigste zondag door het jaar

“Hoe gaat het?”-“Hoe gaat het écht met je?”

image

Fotocrediet : Lawrence Lew OP

In Vlaanderen (ik weet niet hoe dat in Nederland gaat) is het een gewoonte om mensen te begroeten met de vraag: Hoe gaat het? En dan wordt je geacht dit te beantwoorden met: “Goed, dank je!”, al wordt het antwoord ook niet steeds afgewacht.

Een vriend van mij stelt mensen soms de vraag: Hoe gaat het écht met je?

Deze eenvoudige vraag opent een heel andere ruimte.Een ruimte waarin je écht gehoord en gezien wordt.

En tegelijkertijd is het ook best confronterend. Als ik deze vraag oprecht wil beantwoorden, kan ik niet zeggen: “Goed hoor!” of “Het gaat wel …”. Ik word aangesproken op een diepere laag. Wat is mijn diepste verlangen?

Ik moet de stilte toelaten om bij deze laag te komen.

Ja, ik wil aardig gevonden worden, fijne mensen om me heen, wat geld, goed wonen, gezond zijn … Wie niet? De Bijbel erkent al deze verlangens als waardevol en toont tegelijkertijd een nog diepere laag. Wil je ook goed zijn, trouw, rechtvaardig, meedogend? Brood en recht en waardigheid, alles in allen: voor minder dan dit visioen gaat de Bijbel niet. Gelovigen vermoeden dat God hen dit verlangen in het hart heeft gelegd. Ze delen dit verlangen met de hele mensheid. Noem dit ‘het Grote Verlangen’ met een hoofdletter.

Dit visioen is de diepste roeping van Israël. Let wel: Israël staat in het verhaal niet voor een natie, maar voor een notie! Het gevecht waarover we hoorden in de eerste lezing, mogen we niet oorlogszuchtig interpreteren. Ook Amalek, een vijandig buurland van Israël, is in het Bijbelse verhaal, géén natie maar een manier van leven en denken. Amalek staat hier voor een principe waarop onze wereld al te vaak is gegrondvest. Amalek viel aan waar Israël het zwakst was: van achteren. Waar de oude mensen gaan, de kreupelen, de zieken, de moeders van kleine kinderen. Dit is het toppunt van lafheid!

In de eerste lezing uit Exodus horen we over dit gevecht tegen Amalek. Zolang Mozes zijn armen omhoog houdt, met de staf van God, winnen de Israëlieten de strijd. Wanneer zijn armen vermoeid raken en zakken, krijgen de Amalekieten de overhand. Om Mozes te ondersteunen, plaatsen Aäron en Chur een steen onder hem om op te zitten en houden ze zijn armen omhoog, waardoor de Israëlieten de overwinning behalen.

Zonder steun van goede vrienden vallen ook wij ten prooi aan het cynisme van Amalek. Ook ons, persoonlijk en als samenleving, valt Amalek aan op onze meest kwetsbare plaatsen. Overal waar de zwaksten in de samenleving het slachtoffer worden, daar steekt Amalek weer de kop op. Geopolitiek die verwordt tot egopolitiek: dat is Amalek. Amalek neemt soms ook de subtiele gedaante aan van ‘framing’ waardoor mensen en groepen tegen elkaar worden opgezet.

Hoe kunnen we het Grote Verlangen behoeden voor ontmoediging en verbittering?

Ik red dit niet in mijn eentje. Ik heb, net als Mozes, vrienden nodig. Die samen voor mij, met mij, willen bidden. Die het samen met mij willen uithouden, mijn vermoeide armen ondersteunen. Die ook willen vechten, niet in de oorlogszuchtige zin van het woord, maar vechten voor het visioen van vrede en recht!

image

fotocrediet : Lawrence Lew OP

Dat doet ook de weduwe uit het evangelie. Zij staat voor alle kwetsbare mensen die slachtoffer zijn van alle vormen van geweld. Zij bidt onophoudelijk én ze vecht, klopt aan en dramt. En uiteindelijk verslaat ze de onrechtvaardige rechter.

Het evangelie zegt ons dat God elke mens die bidt en vecht omwille van de gerechtigheid nabij is. We moeten de Amaleks van deze wereld blijven bestrijden en onophoudelijk ons verlangen blijven voeden en uitdiepen.

Is onze hoop gegrond? Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Soms lijkt het van niet. “Hoop,” zo zei Václav Havel, “is ergens voor werken omdat het goed is, niet omdat het kans van slagen heeft. Het is de zekerheid dat iets zinvol is, onafhankelijk van de afloop, onafhankelijk van het resultaat.

De diepste laag van mijn verlangen, die ik op het spoor kan komen in de stilte van het gebed, zegt mij dat onze hoop gegrond is. “Onze behoeder zal niet slapen of sluimeren,” zegt de (tussen)psalm 121.

Toch zijn er moedige mensen geweest, die misschien wel hartstochtelijk hebben gebeden, die deze troost niet hebben gevonden of zijn verloren. Een grote heilige als Theresia van Lisieux bijvoorbeeld belandde op de drempel van de dood in een grote geloofscrisis. Ze voelde zich door God verlaten.En tegelijkertijd beschouwde ze deze crisis als een vorm van solidariteit met niet-gelovigen.

Ook de ervaring van de afwezigheid van God kunnen we begrijpen als een bevestiging van het Grote Verlangen.

Zonder dit Verlangen is deze wereld onleefbaar en godverlaten. Dat weten de meeste mensen uit ervaring.

Vaclav Havel


Hoop, is ergens voor werken omdat het goed is, niet omdat het kans van slagen heeft. Het is de zekerheid dat iets zinvol is, onafhankelijk van de afloop, onafhankelijk van het resultaat.

image

Fotokrediet : Wikimedia commons