Soms drukt een eenvoudig gebaar zoveel meer uit dan woorden. Dat is zeker het geval als het gaat over wat ons nauw aan het hart ligt en wat er in ons leven echt toe doet. Zo herinner ik mij een oude film van de ondertussen al overleden Poolse cineast Kieslowski. De twaalfjarige jongen Pawel wil weten: waarom gaan de mensen dood? Van zijn vader, een universiteitsprofessor, krijgt hij alleen ontwijkende rationele antwoorden, maar die bevredigen hem niet. Wanneer hij bij zijn tante Irina op bezoek is en haar vraagt waarom wij leven, neemt ze de jongen in haar armen en drukt hem heel zacht en teder tegen zich aan. Zoiets moet het wel zijn… betoogt Irina. Vanuit haar geloof is de liefdevolle God het antwoord op Pawels vraag. En haar diepmenselijke gebaar van omarming vat haar geloof in God samen.
Het spreekt direct, het brengt God tot leven.
Waarom vertel ik dat? Omdat het mij doet denken aan het slotzinnetje van de tweede lezing van vandaag, uit de Apocalyps: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen”. Ook dat gebaar waarbij een vader of moeder de tranen afveegt van hun kind, is ongemeen krachtig. Als godsbeeld kan dat wel tellen.
We moeten hier eerst even blijven stilstaan bij die lezing uit de Apocalyps. Het is een visioen met merkwaardige beelden. Die gaan wij tegenwoordig spontaan niet meer gebruiken, maar probeer toch eens in jouw fantasie datgene wat hier beschreven wordt, voor te stellen. Een onoverzienbare massa mensen van overal dragen witte kleren en hebben palmtakken in hun hand. Tekens van opstanding en vreugde. Ze staan voor de hemelse troon met in het midden het Lam. Van dat Lam wordt gezegd dat het de massa zal weiden en zal voeren naar de waterbronnen van het leven. Het is een hoopvolle verwerkelijkte droom voor al die mensen. Want waar ze vroeger verdrukt werden, misschien zelf ooit verdrukkers waren, zijn ze nu helemaal verlost. Hiertoe wordt het beeld gebruikt van gewaden wit wassen in het bloed van het Lam. De barmhartigheid van God zegeviert, want Hij bestrijdt wel de zonde, maar vergeeft de zondaar… Een prachtige liturgie met veel volk. Eén en al positieve toekomst. Je hoort de mensen zingen, juichen, want God spreidt zijn tent over hen uit en alle honger en dorst zijn verdwenen. Blijheid kan niet op. God zal bij zijn mensen wonen en alle tranen van hun ogen afwissen.
Als je dat visioen leest, krijg je een gelijkaardige ervaring als bij het bekijken van “De Aanbidding van het Lam Gods” van de gebroeders Van Eyck. Het aanbeden Lam bovenop een altaar is het onderwerp van het centrale paneel. Ook daar is het Lam Gods duidelijk een symbool van Jezus Christus. Er zijn verscheidene redenen waarom het Lam naar Jezus verwijst. Ik weerhoud er hier één, namelijk de verwijzing naar hoofdstuk 53 van de profeet Jesaja. Daar beschrijft de profeet de figuur van de uitverkoren dienaar van Jahweh, die zal lijden voor het welzijn van het volk. Het is een indringende tekst die door de eerste christenen werd toegepast op Jezus, die zijn leven had gegeven voor de zijnen. Een verkorte versie van die tekst over plaatsvervangend lijden gaat aldus: “Waarlijk, het waren onze ziekten die hij op zich nam, en onze smarten, die hij heeft gedragen. Hij werd doorstoken om onze weerspannigheid, om onze zonden gebroken; hij werd gestraft en dankzij zijn striemen is er voor ons genezing. Op hem heeft Jahwe laten neerkomen de schuld van ons allen. Hij werd gefolterd en diep vernederd, maar heeft zijn mond niet geopend, zoals een lam dat ter slachting geleid wordt”.