Johannes, de auteur van het evangelie waaruit we vandaag lezen, schrijft zijn evangelie zo rond het jaar 100, en is dan al op gevorderde leeftijd. Hij heeft dus al een flink stuk geschiedenis van de eerste christelijke gemeenschap meegemaakt.
Wanneer hij de afscheidsrede van Jezus op perkament zet, doet hij dat met in het achterhoofd de dingen die gebeurd zijn na het heengaan van Jezus. Hij weet dus dat het de leerlingen bijzonder pijn heeft gedaan dat er zo snel een einde moest komen aan het samenzijn met hun leidsman.
Hij weet dus ook hoe de eerste christenen hebben uitgezien naar de wederkomst van de Heer.
“ Ik zal jullie niet verweesd achterlaten”, zegt Jezus. “ Ik keer tot u terug. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer; jullie echter zult Mij zien, want Ik leef, en ook jullie zullen leven.” Woorden van troost, woorden vol belofte, warme woorden van blijvende nabijheid !
Merken jullie dat Johannes, dat Jezus, hier een onderscheid maakt tussen “jullie” (de leerlingen) en “de wereld” ?
De vrede van Jezus is helemaal anders dan de vrede van de wereld; deze laatste steunt op een evenwicht van machten, de vrede van Jezus steunt op liefde en vertrouwen.
Met het begrip “wereld” wordt hier niet heel de mensheid bedoeld, maar wel diegenen die de woorden van Jezus niet ter harte nemen, die de geboden niet onderhouden en die dus niet zullen openstaan voor de komst van de beloofde Helper.