Article header background
Terug naar overzicht

Anton Milh OP

image

Een dominicaan in het verzet: Bij een biografie van pater Nic Apeldoorn

De stevige biografie 'Pater Victor, Verzetsman' van schrijver Hans Kanters over dominicaan Nic Apeldoorn (1908-1962) verscheen onlangs. "Een priesterreligieus die ook in extreme omstandigheden geen duimbreed van zijn christelijke, caritatieve en pacifistische idealen afweek", schrijft dominicaan Anton Milh in een recensie over het boek.

image

Dominicaan Nic Apeldoorn (1908-1962).

Op het hoogtepunt waren er tijdens de Tweede Wereldoorlog driehonderdduizend onderduikers in Nederland. Het ging hier niet enkel om Joden, maar ook om politieke tegenstanders van de nazi’s en vele jongemannen die niet als arbeidskrachten wilden worden afgevoerd naar Nazi-Duitsland. Driehonderdduizend personen die een onzichtbaar bestaan moesten leiden en daartoe regelmatig een nieuw onderduikadres nodig hadden. Driehonderdduizend monden ook die clandestien moesten worden gevoed, lichamen die moesten worden gekleed en soms medisch verzorgd. Het verzet in Nederland stond dus voor een gigantische logistieke operatie.

Dit verzet was niet enkel politiek, maar dikwijls ook godsdienstig geïnspireerd. Een spilfiguur in het katholieke verzet was pater Nic Apeldoorn (1908-1982), een dominicaan met als codenaam ‘Victor’. Zijn neef Hans Kanters heeft een stevige biografie gewijd aan deze moedige predikbroeder, die na de oorlog steeds eerder zwijgzaam bleef over zijn rol in het verzet. Die stilte kwam ongetwijfeld ook voort uit de herinnering aan vele naaste medewerkers, die hun betrokkenheid bij het verzet met hun leven moesten bekopen.

Anton Milh OP


“Samen met dominee Frits Slomp getuigde de dominicaan na de oorlog regelmatig van hun christelijk geïnspireerd verzet, een bijzonder preconciliair oecumenisch statement.”

Geen boekenkasten, wel Mariabeelden

Nic Apeldoorn werd geboren te Alkmaar in 1908. Zijn vrome moeder was lid van de Derde Orde van Sint Dominicus, doch enigszins ondominicaans was het ouderlijke huis een plek “waar boekenkasten ontbraken, maar Mariabeelden niet” (p. 28). Op elfjarige leeftijd ging hij naar het Sint-Dominicuscollege te Nijmegen, een dominicaans kleinseminarie. Hij trad binnen in de orde en werd in 1933 priester gewijd. Zijn neef Nic Erkamp (1921-2004) zou later overigens ook intreden. Meteen na zijn priesterwijding werd Apeldoorn benoemd tot kapelaan van een van de dominicaanse parochies in Rotterdam, toegewijd aan Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans (aan de Provenierssingel).

Oorlog en oecumene

Bij het zware bombardement op Rotterdam in mei 1940 bekommerde pater Apeldoorn zich mee over de zieken van een door bommen getroffen hospitaal. Al snel in de oorlog hield hij zich bezig met clandestiene activiteiten. Met zijn vele contacten bij de parochiejeugd, andere kapelaans en religieuzen – onder wie enkele confraters, zoals Sjef Terwindt (1910-1982) en Bonaventura Latour (1902-1996) – bouwde hij een netwerk uit om de eerste onderduikers zoals voortvluchtige militairen en Joden steun te verlenen. Gaandeweg werd dit netwerk uitgebreid naar heel Zuid-Holland. Later zou de organisatie deel worden van de Landelijke Organisatie (LO) voor hulp aan onderduikers. De LO was interconfessioneel, dus hiermee samenwerken was vanuit de vooroorlogse verzuilde geest geen sinecure. Evenwel “won de realiteitszin het van het religieuze particularisme” (p. 151-152), aldus Kanters. Samen met dominee Frits Slomp getuigde de dominicaan na de oorlog regelmatig van hun christelijk geïnspireerd verzet, een bijzonder preconciliair oecumenisch statement.

image

Pater Nic Apeldoorn O.P., alias Joop van Woensel, Den Haag 1944.

image

Beeld: Uitgeverij Ad. Donker

Helper van onderduikers duikt zelf onder

Apeldoorn, die een geboren “manager” was, opereerde in de eerste jaren vanuit het architectenbureau van zijn broer, gelegen middenin een Rotterdamse wijk met zulke sterke Duitse militaire presentie dat deze Die Zitadelle werd genoemd. Om zijn ware identiteit geheim

te houden legde hij zijn habijt af en droeg verstelde kostuums van zijn vader. Vanaf de zomer van 1943 nam hij de codenaam ‘Victor’ aan. In februari 1944 werd een medewerker opgepakt met een foto van de pater op zak. Hij dook onder in Den Haag, op het kantoor van de warenhuisketen Vroom & Dreesmann, waar hij overigens trouw zijn brevier bleef bidden en dagelijks de H. Mis vierde. Ook kreeg hij een nieuwe identiteit: hij ging nu door het leven als ‘Joop van Woensel’.

Apeldoorn en zijn “meerderen”

“Ik heb gehandeld zoals ik dacht te moeten handelen en ik heb dit gedaan na goed overleg met mijn meerderen” (p. 246), zo getuigde Apeldoorn. Waar de toenmalige provinciale overste zijn verzetsactiviteiten oogluikend lijkt te hebben toegelaten, kreeg de pater meer expliciete steun van de medebroeder-pastoor, Felicianus Bartel (1890-1961), zelf van Duitse afkomst maar verwoed antinazi. Apeldoorn stond ook in contact met het Nederlandse episcopaat, zo onder meer met kardinaal Johannes de Jong, boegbeeld van het verzet. Dit contact verliep via diens koerierster Marga Klompé, later de eerste vrouwelijke minister van Nederland.

Een plechtig Te Deum

Bij de Bevrijding kon Apeldoorn weer uit Den Haag terugkeren naar de hem vertrouwde Rotterdamse pastorij. Hij werd er enthousiast ingehaald, ging voor in een plechtig Te Deum, maar het typeert hem dat hij nadien geen toespraak kon of wilde houden. De oorlogservaring was voor hem te pijnlijk om nu opeens triomfantelijk te gaan doen. Na de oorlog stortte de pater zich weer op het pastorale werk. Hij was bouwpastoor van de bekende Steigerkerk in Rotterdam en richtte in 1962 de Katholieke Telefonische Hulpdienst op. Hij overleed in 1982.

Evaluatie

Het zwaartepunt van dit boek ligt evident bij de geschiedenis van het verzet, die de auteur uitvoerig uit de doeken doet. De dominicaanse kant van het verhaal valt daardoor soms wat mager uit. Nogal clichématig is er een vermelding van de Spaanse (?) Inquisitie bij de typering van de orde (p. 30). Daarnaast zou Apeldoorn tijdens zijn theologische opleiding aan het Albertinum te Nijmegen de kamer hebben gedeeld met Edward Schillebeeckx (1914-2009) (p. 29), hoewel deze Vlaamse medebroeder pas in 1958 en toen al als professor in Nederland belandde.

Volgens Kanters zou Apeldoorn in 1957 door de provinciaal “uitverkozen” zijn als overste van datzelfde Albertinum (p. 269), een kwestie die zeker opheldering behoeft. Deze detailopmerkingen willen geen afbreuk doen aan de algehele kwaliteit van het boek, die een passende hulde vormt aan een priesterreligieus die ook in extreme omstandigheden geen duimbreed van zijn christelijke, caritatieve en pacifistische idealen afweek.

Pater Victor, Verzetsman. Nic Apeldoorn (1908-1962) van Hans Kanters verscheen in 2024 bij uitgeverij Ad. Donkers in Rotterdam. Het boek telt 296 pagina’s.

Over pater Nic Apeldoorn verscheen eerder al dit artikel op onze website.