”Jij bent de Messias!”
Wellicht moet je onstuimig van karakter zijn om zoals Petrus dit antwoord te geven: verrassend, verwacht en riskant tegelijk.
Verrassend want wat Petrus antwoordt, gaat veel verder dan wat “de mensen” zeggen. Jij bent niet de vóórloper van de Messias, jij bént de Messias, de Zoon van de levende God. Hoe haalt Petrus het in zijn hoofd om die titel aan Jezus toe te schrijven? Hij is het toch die enkele verzen verder Jezus’ gevaarlijke keuze om naar Jeruzalem te gaan afraadt maar daarvoor met het woord “Satan” zwaar wordt teruggefloten.
Verrassend en toch ook verwacht. Petrus heeft als leerling dagelijks gehoord wie Jezus is. Vanuit die ervaring reageert hij heel persoonlijk met een term die uitdrukt hoe overweldigend Jezus voor hem is. Zelfs de hoogste menselijke categorie (zoals “de mensen” die toekenden) is voor hem nog onvoldoende. Met de titel “Messias” probeert Petrus het onzegbare gezegd te krijgen!
Verrassend, verwacht en tegelijk heel riskant. De titel “Messias” heeft in Joodse én Romeinse oren zo’n draagwijdte dat het bedreigend is voor de religieuze en politieke leiders.
“Gelukkig ben jij Petrus! Jij bent Petrus, de rots…”
“Gelukkig ben je…”. Deze juichkreet van Jezus roept de taal van de zaligsprekingen op. Hier klinkt de echo van “Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.”. Welke krachtige toeschrijving geeft Jezus hiermee op zijn beurt aan Petrus: man, jij bent begenadigd want jij ziet in mij God aan het werk. “Rots” noem ik jou, de naam waarmee wij Gods kracht benoemen. Jij hebt mijn geheim ontsluierd, jij deelt dit met mij en daardoor bevestig jij mij dat ik ben wie ik in Gods ogen ben. Hier wordt bekrachtigd hoe Matteüs reeds bij de doop door Johannes de innerlijke groei van Jezus beschrijft: de hemel opende zich en een stem sprak: “Dit is mijn zoon.”