Wie zeggen jullie dat Ik ben?
“Eens was Hij aan het bidden ...”: zo begint dit verhaal over Jezus. Vanuit het gebed borrelt blijkbaar de vraag op. “Wie zeggen jullie dat Ik ben?” Vlak voordat Jezus naar Jeruzalem zal afreizen, wetende dat hij daarmee zijn dood tegemoet gaat, stelt Hij deze vraag aan zijn leerlingen. De vraag wordt in die context ook een hele cruciale belangrijke vraag. Hoe zouden zijn leerlingen Hem blijven herinneren als Hij er straks niet meer is? Zouden ze trouw blijven aan hetgeen Hij hen verkondigd heeft? Hem blijven volgen, ook als Hij niet meer bij hen is?
“Wie zeggen jullie dat Ik ben?”… Er staat niet: wie denken jullie dat ik ben? Of: wie vinden jullie dat ik ben? Maar zéggen. Zeggen is waar denken en vinden aan vooraf gaat. Tenminste … dat zou toch mooi zijn. In de dominicaanse traditie kennen we daar een motto voor: contemplare et contemplata aliis tradere: overwegen en het overwogene doorgeven. Een goed motto in onze snelle tijd, waarin we, zo geneigd om gelijk onze mening willen vertellen, een oordeel al klaar hebben en de ander niet uit laten praten.
Misschien dat ook daarom voorafgaand aan de vraag eerst nog een andere vraag klinkt: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Eerst moeten we blijkbaar ons oor te luisteren leggen. Luisteren naar wat anderen zeggen en te vertellen hebben. Het kan licht werpen op de waarheid. We kunnen hierdoor iets op het spoor komen, wat wijzelf nog niet bedacht hadden en wat verrijkend of verhelderend kan zijn. De mensen antwoorden vanuit hun eigen referentiekader: Johannes de Doper, Elia, een van de oude profeten. Je kan zeggen: het zijn foute antwoorden. Maar de antwoorden werpen wel een licht op de traditie waarin Jezus staat en naar de verwachte komst van de Messias.